Het kind met het badwater weggooien.
Samen met het slechte ook het goede wegdoen.
In het bovenste diagram is de toenemende NulPuntsEnergie de oorzaak van een zestal gevolgen.
In het onderste diagram is de toenemende DeeltjesMassa de oorzaak van een zestal gevolgen.
Maar merk vooral op dat beide mechanismes een theorie bieden voor vrijwel dezelfde data.
En de omkering van oorzaak en gevolg (rode pijl) heeft uitsluitend betrekking op de twee mogelijke oorzaken;
het laat de gevolgen vrijwel ongemoeid. Welke van de twee theorieen is nu de juiste? Welk Badwater moet worden weggegooid?
Om iedere schijn van partijdigheid te vermijden zal ik op deze plaats geen voorstel daartoe indienen en wordt verwezen naar mijn kritiek
elders.
In het onderste diagram hangt de bol met de NulPuntsEnergie er maar losjes bij. We kunnen hem ook helemaal weglaten. Want oorzaak of niet,
in de Halton Arp opvatting komt de regie in handen van de toenemende elementaire deeltjesmassa. De NulPuntsEnergie komt in ons hele verhaal
niet meer voor. Alsof deze nooit heeft bestaan.
En misschien is ook de oorzaak - gevolg zienswijze een onzuivere voorstelling van zaken. Echte natuurkunde gaat niet over waarom
iets is maar over hoe het gaat als er iets is. Lees over de arrogantie van de fysicus.
nr. | Tabelnaam in 1987 document |
TABLE A | |
2 | TABLE 1 - ROEMER METHOD VALUES |
3 | TABLE B |
4 | TABLE 3 - BRADLEY ABERRATION METHOD: PULKOVA VALUES MARKED * |
5 | TABLE 4 - TOOTH WHEEL EXPERIMENTAL VALUES |
6 | TABLE 5 - ROTATING MIRROR EXPERIMENTS |
7 | TABLE 6 - KERR CELL VALUES* OF C |
8 | TABLE 7 - RESULTS* BY SIX METHODS 1945-1960 |
9 | TABLE 9 - C VALUES BY THE RATIO OF ESU/EMU |
10 | TABLE 10 - C VALUES BY WAVES ON WIRES |
11 | TABLE 11 - REFINED LIST OF C DATA (See Figs. II, III, IV) |
12 | TABLE 21 - COMPARISON OF CURVES FITTED TO ALL TABLE 11 DATA |
13 | TABLE 22 - RESULTS OF ANALYSIS OF SPEED OF LIGHT DATA |
Rekenwerk
Hier is alvast de broncode van de gebruikte (Delphi Pascal) programma's:
De betekenis van de variabelen $A$ en $B$ is hierboven uitgelegd. Het gaat ons uiteraard voornamelijk om de waarde van $A$, het jaar van de
veronderstelde schepping.
In plaats van alle data uit het 1987 rapport bij elkaar te vegen, heb ik de gegevens dus
per tabel verwerkt. Hierbij is de kromme die beschreven wordt door $c_G = B/(T-A)$ - zijnde een orthogonale hyperbool - met behulp van een zestal
Kleinste Kwadraten methoden zo goed mogelijk passend gemaakt op de data. Echter, foutmarges zijn niet meegenomen, de gebruikte
statistiek is de meest eenvoudige en kan ongetwijfeld worden verbeterd. Bovendien ontgaat mij de precieze samenhang tussen de verschillende tabellen
in het document. Daardoor zou het kunnen komen dat een aantal uitkomsten niet erg overeenkomen met wat we (vanuit creationistisch oogpunt) zouden
mogen verwachten. Een eerlijke wetenschappelijke houding gebiedt dat we ons daardoor niet laten beinvloeden, maar ik heb toch al te "verdachte"
uitkomsten - in het $\bf \color{red}{\mbox{rood}}$ - niet verder verwerkt, in onderstaande tabel van eindresultaten. (Met name een scheppingsdatum
na Christus is niet erg waarschijnlijk) Ook met $\bf \color{red}{\mbox{rood}}$ aangemerkt zijn de uitkomsten van de twee niet-lineaire
methoden 5,6 waar zij niet convergeren tot éénduidig resultaat.
Maar wat mij als onbevooroordeeld (?) wetenschapper nog het meest heeft verbaasd is dat het moment van de "Big Bang" volgens deze berekeningen
niet miljoenen of miljarden jaren geleden is, maar in de orde van grootte ligt van tienduizenden jaren voor Christus.
Enfin, kijk en oordeel zelf.
Met kleinste kwadraten berekend moment van ontstaan heelal volgens creationistische jaartelling | |||||||
tabel | methode 1 | methode 2 | methode 3 | methode 4 | methode 5 | methode 6 | grafiek |
1.txt | -132763 | -132774 ± 9 | -158759 | -162201 ± 10 | -158394 | -158394 | 1.jpg |
2.txt | -6462 | -6497 ± 19 | 1812 | -1303 ± 164 | -18669942515 | -372879 | 2.jpg |
3.txt | -55128 | -55135 ± 10 | -56829 | -60446 ± 11 | -56760 | -56760 | 3.jpg |
4.txt | -8515 | -8507 ± 30 | -71458 | -63725 ± 72 | -60000 | -60000 | 4.jpg |
5.txt | 1135 | 1138 ± 15 | 1832 | -3714 ± 25 | 5.jpg | ||
6.txt | 6362 | 6379 ± 23 | 26699 | 31359 ± 62 | 6.jpg | ||
7.txt | -167942 | -167939 ± 3 | -277046 | -279669 ± 4 | -275797 | -275797 | 7.jpg |
8.txt | -352985 | -352982 ± 3 | -1261521 | -1260436 ± 6 | -1256528 | -1256492 | 8.jpg |
9.txt | 2036 | 2055 ± 11 | 1887 | -1654 ± 68 | 9.jpg | ||
10.txt | 1775 | 1790 ± 11 | 4422 | -41990 ± 198 | 10.jpg | ||
11.txt | -80905 | -80947 ± 23 | -106263 | -109467 ± 26 | -105617 | -105617 | 11.jpg |
12.txt | -72167 | -72190 ± 27 | -84783 | -88202 ± 29 | -84409 | -84409 | 12.jpg |
13.txt | -60749 | -60820 ± 38 | 1941 | -3957 ± 482 | -129679400809 | -2897465 | 13.jpg |
Aan de linkerkant van de tabel zijn eenvoudige tekstweergaven (*.txt) te vinden van de overeenkomstige tabellen in het Setterfield document.
Aan de bovenkant van de tabel staan verwijzingen/links (methode *) naar beschrijvingen van de gebruikte zes numerieke methoden.
Aan de rechterkant van de tabel zijn grafieken te vinden van de functies $\,c_G = B/(T-A)$ , met de constanten $A$ en $B$ bepaald
volgens de zes numerieke methoden. Het venster van de grafieken is horizontaal in jaren van 1600 tot 2000, vertikaal in kilometer
per seconde van 290.000 tot 310.000. In de grafieken zijn verder de volgende kleuren gebruikt:
Droog licht
O ja, ik had nog beloofd te vertellen hoe in onze moderne tijd de variabele lichtsnelheid zou kunnen worden gemeten, met "droog licht".
Heel eenvoudig. De atoomseconde gehoorzaamt namelijk aan dezelfde $\;\sim 1/m_e\;$ wet als de (atoom)meter $\,s$ . Dit is het verband:
$$
c_G = \frac{ds}{dT} = \frac{ds}{dt}\frac{dt}{dT} = c_A \frac{dt}{dT} \quad \Longrightarrow \quad \frac{dt}{dT} = \frac{B/c_A}{T-A}
$$
Het gaat kennelijk uitsluitend om de klokken. De atoomklok is standaard, daar hoeven we niks aan te doen. Mijn voorstel zou zijn
om in het Logos Instituut een degelijke ouderwetse (nou ja ..)
slingerklok op te hangen. Deze gravitatie klok moet
onder streng bewaakte klimatologische omstandigheden gedurende een lange tijd ongestoord aan de gang worden gehouden. Dan zal
naar onze verwachting worden waargenomen dat de slingerklok vóór of achter (?) gaat lopen op de "normale" (atoom)tijd.
Maar kom, laat ons het een en ander uitrekenen.
Dit gaat ongeveer hetzelfde als bij de lichtsnelheid. Het enige verschil is dat we nu geen meters per seconde hebben, maar in plaats daarvan
atoomseconden $t$ per gravitatieseconde $T$ :
$$
\frac{dt}{dT} = \frac{C}{T-A} \quad \mbox{met} \quad C=B/c_A
$$
Dit is een (gewone) differentiaalvergelijking die gemakkelijk kan worden opgelost. Daarbij is het een goede gewoonte om de inhoud
van de logarithme dimensieloos te maken:
$$
t(T) = C\ln\left(\frac{T-A}{T_0-A}\right)+D
$$
Waarbij $A$ nog steeds de onstaansdatum is van het heelal, $C$ en $D$ constanten, die bepaald worden door op een bepaald tijdstip
de atoomseconde gelijk te stellen aan de gravitatieseconde:
$$
\left.\frac{dt}{dT}\right|_{T=T_0} = 1 = \frac{C}{T_0-A} \quad \Longrightarrow \quad C = T_0-A
\quad \Longrightarrow \\ t = (T_0-A)\ln\left(\frac{T-A}{T_0-A}\right) + D
$$
en bovendien de klokken op dat tijdstip gelijk te zetten, zodat $\,t = t_0\,$ wanneer ook $\,T = T_0$ , dan is dus $\,T_0 = t_0$ :
$$
t_0 = (T_0-A)\ln\left(\frac{T_0-A}{T_0-A}\right) + D = D \quad \Longrightarrow \quad D = t_0 \quad \Longrightarrow \\
t-t_0 = (T_0-A)\ln\left(\frac{T-A}{T_0-A}\right)
$$
Toevallig kwam ik op internet een referentie tegen met daarin dezelfde formule, alleen het verband
tussen atoom-tijd $t$ en gravitatie-tijd $T$ precies omgekeerd. Dit wordt hoogstwaarschijnlijk verklaard door het volgende.
Denk even mee. Stel er gebeurt iets en we meten de tijd tot deze gebeurtenis.
Als de seconde (= periode van de frequentie) kleiner is dan normaal dan loopt de klok vóór en is de gemeten tijd groter dan normaal.
Als de seconde (= periode van de frequentie) groter is dan normaal dan loopt de klok achter en is de gemeten tijd kleiner dan normaal.
Ofwel het verband tussen atoom seconde of gravitatie seconde is het omgekeerde van het verband tussen de ermee gemeten atoom tijd of gravitatie tijd,
de inverse functie in wiskundige termen, om precies te zijn.
Nu is voor $t > t_0$ de atoomseconde evenredig met $(m_0/m_e)$ en de gravitatie seconde evenredig met $(m_0/m_e)^2$. Bij toenemenende elementaire
deeltjes massa's worden de atoomseconden dus groter dan de gravitatie seconden: $1/2 > 1/4$ bijvoorbeeld. Dus de atoomklok loopt langzamer dan de
gravitatie klok; de gravitatie klok gaat vóór lopen op de atoomklok en de atoomklok gaat achter lopen op de gravitatie klok.
Tijden gemeten met de gravitatie klok zijn dus langer dan tijden gemeten met de atoomklok.
Gemeten atoom tijd is kleiner dan gemeten gravitatie tijd. Een ruwe schets van de situatie is hieronder weergegeven.
De rode lijn is de functie $t = T$. De zwarte lijnen zijn - sterk overdreven - de atoom tijd als functie van de gravitatie tijd
(onder de rode lijn) en de inverse daarvan voor de de gravitatie tijd als functie van de atoomtijd (boven de rode lijn).
Er is ook een verband met het werk van Tom van Flandern. Dit terzijde.
Gemakkelijker hanteerbaar is de exponentiële functie, de inverse van de logarithme, die we in een reeks ontwikkelen:
$$
T-A = (T_0-A)\,e^{\,(t-t_0)/(T_0-A)} \approx (T_0-A) + (t-t_0) + \frac{1}{2}\frac{(t-t_0)^2}{(T_0-A)}
$$
Laten we als eenheid het aantal jaren nemen. En als referentie jaar $t_0 = T_0 = 2017$ . Neem verder aan dat $A = -60,000$ .
Hoe lang duurt het dan eer de gravitatie klok één seconde vóór loopt op de atoomklok? Welnu, dan is bij
de inverse functie $T=t+s$ , met $s=1/(3600\times 24\times 365)$ jaren, ingevuld:
$$
t+s-A \approx (t-A) + \frac{1}{2}\frac{(t-t_0)^2}{(T_0-A)} \quad \Longrightarrow \quad (t-t_0)^2 \approx 2(T_0-A)s
\quad \Longrightarrow \\ t-2017 \approx \sqrt{2(T_0-A)s} \approx \sqrt{2\times (2017 + 60000) / (3600\times 24\times 365)}
\\ \approx 0.06271437107 \; \mbox{ jaar} \quad \times 365 \approx {\bf 23 \mbox{ dagen}}
$$
Of als het Jaar van de schepping
inderdaad 4046 v.Chr. zou zijn:
$$
t-2017 \approx \sqrt{2\times (2017 + 4046) / (3600\times 24\times 365)} \quad \times 365 \approx
{\bf 7 \mbox{ dagen}}
$$
In de moderne tijd schijnt men zelfs in staat te zijn om een onmogelijk zwak signaal te meten als van zwaartekrachtgolven
die worden uitgezonden door twee botsende neutronensterren op onmetelijke afstand van de aarde. Wat is in vergelijking
hiermee het ophangen van een slingerklok en $23$ dagen of iets meer dan een week te wachten om te zien of deze $1$ seconde
vóór loopt op de "normale" tijd? Dus, kleingelovigen, neem de proef op de som en doe de test met de slingerklok!
Maar er is meer. Omgekeerd kan de slingerklok ook worden gebruikt om de scheppingsdatum te meten, als volgt:
$$
A = t_0 - \frac{(t-t_0)^2}{2s}
$$
Stel je voor dat het een maand duurt voordat de gravitatieklok één seconde voorloopt op de atoomklok, dan is:
$$
A \approx 2017 - \frac{(1/12)^2}{2/(3600\times 24\times 365)} \approx -107,483 \; \mbox{ jaar (v.Chr.)}
$$
En wat te denken van het volgende bericht op TeleTekst, gedateerd 6 maart 2018:
Dat atoomklokken achterlopen op gravitatie klokken? Precies wat we voorspeld hadden, toch? ONZIN natuurlijk!
program scheppen; Uses Algemeen; procedure test; const { Jaar van de schepping } A : double = -20000; { Jaar van gravitatie -> atoom-tijdperk } T0 : double = 1967; var ta : double; { Atoomtijd } Tg : double; { Gravitatietijd } tv : double; dag : integer; weet : string; begin Writeln('De schepping in gravitatietijd :',-A:8:0,' jaar v.Chr.'); Tg := A; ta := 0; for dag := 0 to 6 do begin Tg := Tg + 1/365; tv := ta; ta := t0 + (T0-A)*ln((Tg-A)/(T0-A)); weet := Letterlijk(Round(ta-tv)); if ta-tv < 0 then weet := 'eeuwig'; Writeln('jaar v.Chr. :',-ta:8:0,' | jaren :', weet:8,' (einde dag ',dag,')'); end; end; begin test; end.Wat we doen is beginnen bij het tijdstip A (van Alpha: de schepping in gravitatie jaren). In bovenstaand programma is dit begin bijvoorbeeld vastgesteld op 20.000 jaar v.Chr. - hetgeen bij nader inzien altijd nog kan worden aangepast. We kunnen de bijbehorende atoomtijd dan even niet berekenen want die ligt op min oneindig. Niet erg, want we gaan vervolgens de gravitatie tijd ophogen met telkens één scheppingsdag in gravitatie tijd en berekenen vervolgens de bijbehorende atoomtijd in jaren. Als we het programma uitvoeren dan komt er dit uit als resultaat:
De schepping in gravitatietijd : 20000 jaar v.Chr. jaar v.Chr. : 347247 | jaren : eeuwig (einde dag 0) jaar v.Chr. : 332020 | jaren : 15226 (einde dag 1) jaar v.Chr. : 323113 | jaren : 8907 (einde dag 2) jaar v.Chr. : 316794 | jaren : 6320 (einde dag 3) jaar v.Chr. : 311892 | jaren : 4902 (einde dag 4) jaar v.Chr. : 307887 | jaren : 4005 (einde dag 5) jaar v.Chr. : 304501 | jaren : 3386 (einde dag 6)Merk op dat het einde van dag 6 tamelijk nauwkeurig overeenkomt met de ouderdom van de mensheid volgens de evolutieleer, namelijk ongeveer 300.000 jaar geleden. Maar dat is nog niet alles. We lezen in de Bijbel (2 Petrus 3,8) : dat één dag bij de Heere is als duizend jaar en duizend jaar als één dag. Als we dit verstaan als een orde van grootte, dan is er ook geen tegenspraak met uitkomsten in de tweede kolom.
> evalf((1967+20000)*exp(-12000000000/(1967+20000)))*365*24*3600;$$ T-A \approx 0.1190434156\times 10^{-237231} \; \mbox{seconden} $$ Dit is onnoemelijk kort na het moment van de schepping.
program siderisch; procedure test; const { Jaar van de schepping } A : double = -60000; { Duur siderisch jaar bepaald in het jaar: } T0 : double = 1990; var ta : double; { Atoomtijd } Tg : double; { Gravitatietijd } begin Tg := 2018; ta := t0 + (T0-A)*ln((Tg-A)/(T0-A)); Writeln((Tg-ta)*365:2:0); { 2 dagen } ta := 2018; Tg := A + (T0-A)*exp((ta-t0)/(T0-A)); Writeln((Tg-ta)*365:2:0); { 2 dagen } A := -12.0E9; { Hubble tijd Big Bang } Tg := 2018; ta := t0 + (T0-A)*ln((Tg-A)/(T0-A)); Writeln((Tg-ta)*365*24*3600:2:0); { 1 sec } ta := 2018; Tg := A + (T0-A)*exp((ta-t0)/(T0-A)); Writeln((Tg-ta)*365*24*3600:2:0); { 1 sec } end; begin test; end.Dit alles zou betekenen dat het siderisch jaar inmiddels twee dagen langer is gaan duren. Ik denk dat we met zekerheid kunnen zeggen dat dit niet het geval is.Wanneer we nu in plaats van een aannemelijk Jaar van de schepping de zogenaamde Hubbletijd (= veronderstelde tijdstip van de Big Bang) invoeren, dan krijgen we als resultaat een afwijking van één seconde. Dit zou aannemelijk kunnen zijn, ware het niet dat deze conclusie strijdig is met de creationistische "werkelijkheid".
> 1972-1/(2/(3600*24*365)); -15766028