Misschien dat een consequent finitistische zienswijze een ander licht werpt
op de oneindigheidscatastrofes die zowel de klassieke als de kwantummechanische
elektrodynamica (QED) sinds jaar en dag teisteren [RPF].
Teken aan de wand is dat de hele prolematiek een direkt gevolg lijkt te zijn
van de aanname dat het elektron een echte puntlading is, waarbij het begrip
"punt" wordt begrepen, zeer zeker, in de klassieke mathematische betekenis: iets
met oneindig kleine afmetingen.
De kwestie kan overigens ter plaatse worden gedemonstreerd aan de hand van een
klassiek voorbeeld: bereken de veldenergie van het elektron. In het algemeen
wordt de energiedichtheid in het elektrische veld van een puntlading gegeven
door: $ \ w = \frac{1}{2} \epsilon_0 E^2 \ $ waarin de veldsterkte $E$ op een
afstand $r$ is: $$ E = \frac{q}{4 \pi \epsilon_0 r^2} $$ met $q$ voor de lading
van het elektron en $\epsilon_0$ de elektrische doorlaatbaarheid van het vacuum.
De totale energie in het veld wordt dus gegeven door de integraal:
$$ U = \int_0^\infty\frac{1}{2}\epsilon_0 \left(\frac{q}{4\pi\epsilon_0 r^2}
\right)^2 4 \pi r^2 dr \ = $$
$$ \frac{q^2}{8 \pi \epsilon_0} \int_0^\infty \frac{dr}{r^2} = \infty $$
Er is dus een oneindige uitkomst voor de veldenergie van het elektron. Dit is
een bijzonder ernstige zaak, omdat het wegens de equivalentie van energie en
massa $ \ E = m c^2 \ $ bijvoorbeeld impliceert dat een elektron in het geheel
niet kan bewegen, hetgeen in flagrante tegenspraak is met alle experimenten.
Men zou nu kunnen denken dat dit probleem gemakkelijk op te lossen is door aan
elektronen een eindige straal toe te kennen. Dan komt men echter bedrogen uit.
Feynman behandelt de materie uitgebreid in [RPF],
het boeiende hoofdstuk Electromagnetic Mass.
De fysicus David Bohm zegt er in [Bohm] het volgende van.
Als men de bestaande quantumtheorie toepast op de electrodynamica van
"elementaire" deeltjes (zoals elektronen, protonen, enz.), schijnen er
inwendige tegenspraken in de theorie op te treden. Deze tegenspraken staan
in verband met de voorspelling van oneindige waarden voor verscheidene fysische
eigenschappen, zoals de massa en lading van een elektron. Al deze oneindigheden
komen voort uit de extrapolatie van de huidige theorie naar onbeperkt
kleine afstanden. Een van de belangrijkste onder de dingen, die zulk een
extrapolatie noodzakelijk maken, is de veronderstelling - die een intrinsiek
kenmerk schijnt te zijn van de tegenwoordige theorieën, dat "elementaire"
deeltjes, zoals elektronen, wiskundige punten zijn, d.w.z. dat ze in
het geheel geen ruimte innemen. Aan de andere kant heeft men, niettegenstaande
vele jaren aktief zoeken door theoretische fysici van de gehele wereld, nog
geen manier gevonden om de aanname, dat een elektron een beperkt deel van de
ruimte inneemt, zonder tegenstrijdigheden aan de huidige quantumtheorie toe
te voegen.
Voetnoot: De meeste moeilijkheden ontstaan wanneer men zo'n veronderstelling
in overeenstemming tracht te brengen met de relativiteitstheorie.
Einde fragment [Bohm]. Bohm suggereert verder dat de moeilijkheden opgelost kunnen worden door een sub-quantummechanisch niveau aan te nemen waarvan de huidige theorie slechts een "linearisatie" is. De materie is ook bij Bohm een mathematisch continuüm , waarin deeltjes optreden als niet-lineaire verstoringen. Ons inziens is dat echter een verschuiven van het probleem. Desondanks geeft het citaat een goede samenvatting van de problematiek.
Nu zou het misverstand kunnen ontstaan alsof singulariteiten alleen maar voorkomen in de theoretische Electrodynamica. Niets is echter minder waar. Ook al in de wet van de zwaartekracht volgens Newton zit een singulariteit. Dit is eigenlijk meteen duidelijk, want de wet van Newton is van precies dezelfde vorm als de wet van Coulomb: $$ F = \frac{q\cdot Q}{4\pi\epsilon_0\, r^2} \quad \mbox{(Coulomb)} \quad \sim \quad F = G\cdot \frac{m\cdot M}{r^2} \quad \mbox{(Newton)} $$ Dus elektrische kracht wordt getransformeerd tot zwaartekracht - zuiver theoretisch althans - door middel van de volgende substituties: $$ m \leftarrow q \quad ; \quad M \leftarrow Q \quad ; \quad G \leftarrow \frac{1}{4\pi\epsilon_0} $$ Dit betekent dus niet alleen een probleem voor de veldenergie van oneindig kleine puntladingen, maar ook een - geheel analoog - probleem voor de veldenergie van oneindig kleine puntmassa's.