overzicht overview
Samenvatting
- Het Actueel Oneindige bestaat in de materiële werkelijkheid niet:
Infinitum Actu Non Datur.
- De beperkte voorspelbaarheid van het weer is een principieel natuurwetenschappelijk
probleem. Het weer is wezenlijk 'wisselvallig' en 'onbestendig'
[KNMI].
- De "diepere werkelijkheid" onder de stromingsleer-wetten wordt uitgemaakt
door een substraat van bewegende moleculen. En van die moleculen gaan er eerder
veel dan weinig in een "infinitesimaal" volume.
- Zowel in de randvoorwaarden als ook in de stromingsvergelijkingen zelf
moeten fluktuaties worden verdiskonteerd. Onnauwkeurigheid en inexaktheid zijn,
wat de stromingsleer aangaat, de "diepere" werkelijkheid.
- Benoit Mandelbrot [BBM] is een van de zeldzame wiskundigen die grote
zorg heeft besteed aan een goed woordgebruik binnen zijn theorie.
- Alle oneindigheden in de (Klassieke en Quantum)ElektroDynamika komen voort
uit extrapolatie van de theorie naar onbeperkt kleine afstanden. Ze zijn te
te wijten aan het kritiekloos accepteren van mathematische opvattingen met
betrekking tot het continuüm.
- Ook de naar oneindig divergerende theoretische electromagnetische massa van
het elektron wordt veroorzaakt door (al te zeer) geïdealiseerde opvattingen
van ruimte en tijd.
- De geldigheid van de Lorenz-transformaties wordt fundamenteel begrensd door
onnauwkeurigheden in plaats en tijd, die respektievelijk van de grooteorde
$ 10^{-13} \ m $ en $ 10^{-21} \ s $ zijn. De Speciale Relativiteitstheorie
gaat dus niet zonder meer op voor elementaire deeltjes.
- Alleen al om deze reden zijn quantummechanika en de relativiteitstheorieën
van Einstein principieel onverenigbaar.
- Ook de continuüm vergelijkingen van de quantummechanika dienen beschouwd
te worden als ruwe benaderingen, die over een in wezen corpusculair substraat
van ruimte en tijd heen worden gezet.
- Is het niet zo dat de straal van een (hemel)lichaam altijd kleiner is dan zijn
Schwarzschild radius? En dat Zwarte Gaten (in strikte zin) dus niet bestaan?
- Meer in het algemeen moet, op grond van het Axioma dat alles eindig is,
het bestaan van singulariteiten in de fysica zonder meer worden ontkend.
- Er is een (veel te grote) bovengrens voor de massa van elementaire deeltjes:
de Planck massa. Daarvan afgeleid worden (veel te kleine) absolute ondergrenzen
voor de granulatie van ruimte en tijd.
- Het is niet in te zien hoe een wezenlijk onderscheid tussen de fundamentele
en toegepaste natuurkunde kan worden gehandhaafd. Alle zogenaamde "fundamentele
natuurwetten" blijken neer te komen op vereenvoudigingen, die zich slechts in
graduele zin onderscheiden van ruwe modellen zoals die worden gebezigd in de
eerste de beste grofstoffelijke technische toepassing.
Aantekeningen
- De huidige fysika gedoogt het leven. Met de acceptatie van een
levendig continuüm zou hierin misschien verandering kunnen komen.
- In de moderne fysika is de eenheid van lengte gedefinieerd als een (groot)
aantal malen de golflengte van licht, afkomstig van een bepaalde spektraallijn
van een bepaald atoom. Op analoge wijze is de eenheid van tijd gedefinieerd als
een aantal malen de trillingstijd van licht, eveneens afkomstig van een bepaalde
spektraallijn van een bepaald atoom. Korrekt is dus de volgende opmerking, die
ik eens ergens heb gelezen: Men mat de lichtsnelheid met de lichtsnelheid, die
derhalve konstant bleef.
- De oplossing van de Dirac vergelijking voor de energie niveaus van het
waterstof atoom is:
$$ E = m_0 c^2 \left\{ 1 + \frac{ (Z.\alpha)^2 }
{ \left[ \sqrt{ (j+ \frac{1}{2} )^2 - (Z.\alpha)^2 } + n \right] ^2 }
\right\}^{-\frac{1}{2}} $$
Hierin is: $ j+\frac{1}{2} \geq 1 $ en $ Z=1 $ , $ \alpha \approx 1/137 $ .
Ieder atoom is in eerste benadering een waterstofatoom, op de kernlading na.
Dit wordt gesimuleerd door $ Z \neq 1 $ te nemen. Gaan we ervan uit dat een
uitdrukking onder het wortelteken positief moet zijn, dan moet dus $ Z < 137 $.
Ik denk dat het mogelijk is om dit als volgt te interpreteren: er zijn minder
dan 137 soorten atomen (stabiele elementen). Verder komt de energie $E$ voor in
een fasefactor van de oplossing, namelijk als $ exp( i \frac{E}{\hbar} t ) $ .
Laten we de beperking $ Z < 137 $ vallen, dan betekent dit dat de fasefactor
voor nog grotere kernladingen een reëel negatief deel krijgt in de exponent.
Hetgeen weer zou betekenen dat bij zware elementen exponentieel verval optreedt.
De konklusie is: dat ook zonder de hypothese van een atoom"kern" verklaard kan
worden dat er ruwweg minder dan 137 elementen zijn, en dat bij zware elementen
radioactief verval optreedt. Geen onbevredigend resultaat, als men de grofheid
van de waterstof benadering in aanmerking neemt.
- Wanneer de astronomische wetenschap niet eens in staat blijkt de helderheid
van een komeet (1973-f Kohoutek) bij benadering te voorspellen, dan is, wanneer
het gaat om theorieën betreffende neutronensterren, quasars en zwarte gaten,
een dosis skepsis gewettigd. In het bijzonder bij het poneren van theorieën
over het ontstaan van het heelal zou het verstandig zijn een grotere mate van
terughoudendheid en bescheidenheid in acht te nemen.
- De dunne stoflaag op onze eigen maan is een argument voor de onjuistheid
van evolutietheorie op het punt van de tijdschaal.
- Het feit dat in een vierhonderd jaar oude opgraving (Keldermanspoort, Hulst)
druipstenen werden aangetroffen van een meter lengte, bewijst dat druipstenen
gevormd kunnen worden in een kortere tijd dan gewoonlijk wordt aangenomen.
- Wanneer men zich realiseert dat de ontwikkeling van de moderne wetenschap
en techniek zich uitstrekken over een periode van zo'n krappe driehonderd jaar,
dan kan men licht inzien dat extrapolatie van onze huidige kennis naar zeg het
jaar 3000 een uiterst hachelijke onderneming is.
- Uitspraken over de wetenschappelijke onmogelijkheid van UFO's, uitgaande
van de tegenwoordige inzichten, en aangenomen dat we hier te maken kunnen
hebben met beschavingen die de onze duizenden jaren vooruit zijn, kan berusten
op niets anders dan zelfoverschatting.
- De godsdienst heeft evenveel wetenschappelijke kenmerken als de wetenschap
godsdienstige kenmerken heeft.
- Het is niet verkeerd om het Bijbelse scheppingsverhaal (boek Genesis) op
te nemen als een ruwe benadering van het werkelijke gebeuren. Vermits opgevat
met de nodige souplesse, bestaan er opmerkelijke overeenkomsten met moderne
wetenschappelijke inzichten, zelfs met de Big Bang theorie. Hierbij denkt men
onwillekeurig aan de zinsnede uit Genesis: "Er zij licht".
- Volgens sommigen van onze geleerden zou het heelal onstaan kunnen zijn uit
een "quantum fluctuatie". Komen we er allemaal even bij staan: sommigen menen
zelfs dat het heelal ontstaan zou zijn uit een wiskundige singulariteit.