SEPTEMBER 1991 . STUDENT . PAGINA 3

Natuurkundige prof. dr. ir. A. van den Beukel:

"Veel onderzoek is ontzettend slecht"

door Ria Kraa

Hij geeft Gabriel Garcia Marquez groot gelijk met diens geloof in een magische werkelijkheid en afkeer van het rationele denken in Europa ('Jullie systeem van denken dwingt je om die werkelijkheid af te wijzen'). Noemt het deterministische geloof in een definieerbare werkelijkheid even deprimerend als de predestinatieleer van Calvijn. Vindt de natuurwetenschap niet objectiever dan kunst of religie. Opmerkelijke uitspraken voor een Delfts hoogleraar in de natuurkunde.

De vierde druk van zijn nog geen jaar geleden verschenen boek 'De dingen hebben hun geheim' rolde intussen alweer van de persen, maar van collega's heeft prof. dr. ir. Arie van den Beukel (1933) nauwelijks reacties gehoord. Mogelijk is hier en daar een wenkbrauw opgetrokken, maar de stilte binnen het vakgebied is oorverdovend. Het uitblijven van reacties is des te opmerkelijker omdat Van den Beukel een paar forse vraagtekens zet bij het respect dat de exacte wetenschappen onder het grote publiek genieten en de vloer aanveegt met natuurkundigen die dat beeld alleen maar proberen te versterken. Zo geeft Van den Beukel een uitgebreide schets van de ontwikkeling in het natuurwetenschappelijk denken. En stelt vervolgens met genoegen vast dat het, sinds de ontwikkeling van de kwantummechanica, gedaan is met het optimisme ten aanzien van het bestaan van een objectieve werkelijkheid. "Nou, ik weet niet of je dat een groot genoegen moet noemen. Ik constateer dat gewoon".

- U zegt letterlijk 'een wereld waarin alles wordt begrepen schijnt mij een uiterst ontmoedigend vooruitzicht'.
"Ja. Jongens als Stephen Hawking zeggen als we straks klaar zijn begrijpen we alles. Ze hebben het altijd over 'alles'. Ik geloof a) dat dat onzin is en b) dat dat heel triest zou zijn. Stel je voor dat je een baby die ter wereld komt een briefkaartje kunt geven zo van hier heb je de formule. Die jongens overspelen hun kaart, ze passen natuurkunde toe daar waar dat niet kan. Begrijpen in de natuurkunde wil niets anders zeggen dan een wiskundige beschrijving geven van een stukje an de werkelijkheid. Iets anders kunnen we niet. Het is een mooi vak maar ontzettend beperkt".

- Toch zijn er tot op de dag van vandaag grote namen in de natuurkunde, zoals Hawking, die ervan overtuigd zijn dat de exacte wetenschap op een goede dag 'klaar' is. Of die op zijn minst op zoek zijn naar een allesverklarende theorie.
"Om te beginnen, daar ben ik van overtuigd, zijn dat grote uitzonderingen. Er zijn behalve Hawking nog een paar anderen. ik noem Simon van der Meer en Paul Davies, maar bij collega's in mijn omgeving kom ik dat soort onbescheidenheid nooit tegen".

- Het zijn intussen wel deze uitzonderingen die miljoenenoplagen halen met hun populair-wetenschappelijk werk.
"Dat is ongelooflijk, die oplagen. Dat boek van Hawking staat nu al drie jaar onafgebroken op de bestsellerslijst in Groot-Brittannië en in andere landen zal dat niet veel anders zijn. De interessante vraag is waarom het zo veel verkoopt en mijn antwoord is dat Hawking meer doet dan een populaire beschrijving geven van wat het vak natuurkunde inhoudt. Vanuit dat oogpunt is het een buitengewoon slecht boekje. Een belangrijk natuurkundige als Lagendijk noemde het in zijn inaugurele rede in Amsterdam; hij zei dat hij zelden een onbegrijpelijker werk gelezen had. Hij snapt het niet. Ik ook niet. Die miljoenen leken zullen er dus ook geen bal van snappen. Hawking verkoopt zo goed omdat hij het heeft over de ultieme waarheid: 'God zullen we te pakken krijgen'. Dat is wat de mensen zoeken. Het is een signaal dat mensen op zoek zijn, ik moet misschien zeggen weer op zoek zijn, naar een soort zin".

Van den Beukel bespeurt onder zijn vakgenoten niets van dat zoeken naar een motivatie of zin. Hoewel hij met respect spreekt over de Utrechtse hoogleraar G. 't Hooft ("de belangrijkste natuurkundige van Nederland"), citeert hij met afkeer diens opvatting dat natuurkundigen zich niet met filosofie moeten bemoeien: 'Als een stratenmaker een wegdek aanlegt doet het er niet toe waarom die straat wordt gemaakt en hoe andere straten er uitzien.' Datzelfde geldt voor de natuurwetenschap, meent 't Hooft: 'De discussie over de filosofie, de interpretatie, is volkomen onbelangrijk'

- U bent met uw scepsis ten aanzien an uw vak een roepende in de woestijn?
"De discussie leeft niet in de natuurkundige wereld. Het interesseert ze niet zo vreselijk. Er zal wel een aantal wetenschappers in zijn vrije tijd over nadenken zoals ik dat doe, maar het komt niet naar buiten. Wat 't Hooft zegt. dat vind ik een onthutsende uitspraak. Ik noem in mijn boek één man, David Bohm, dat is echt een witte raaf in de natuurkundige wereld. Een roepende in woestijn. Hij wordt zo'n beetje meewarig aangekeken. In mijn ogen is hij een hele grote die allang een Nobelprijs had moeten hebben.
Er is een bundel essays geschreven ter ere van zijn zeventigste verjaardag waarin een aantal volgelingen van hem beschrijft hoe ze door hem beïnvloed zijn - heel aardig, daarin komen ook biologen en filosofen aan het woord, zelfs een schilder. De discussie is er dus wel, maar erg op de rand en heel erg beperkt".

- U vindt in elk geval een medestander in de Israëlische fysicus Max Jammer. U cursiveert in uw boek zijn citaat 'hoe meer we weten in de natuurkunde, hoe minder we begrijpen van de fysische wereld'. Hangt dat gebrek aan overzicht, van begrip, wellicht samen met wat u noemt de neiging tot atomisme in de natuurwetenschap?
"Oh zeker. Die specialisatie is een ramp, echt een ramp. Ik heb het gevoel dat we langzamerhand op een doodlopende weg zijn met z'n allen. Door de groei van het aantal wetenschappers is dat onvermijdelijk, maar je kunt je afvragen waar dat nog toe leidt. Daar kan ik somber van worden. Middelmatige wetenschappers zoals ik kunnen voor wat hun wetenschappelijke publikaties betreft rekenen op een lezerspubliek van 25 mensen. Ik aarzel om het te zeggen - ik hoop niet dat het door veel vakgenoten gelezen wordt - maar er zijn in de natuurkunde veel te veel onderzoeken. Veel ervan is ontzettend slecht. Er zou veel strenger geselecteerd moeten worden naar de zin van onderzoek". "Maar een kentering zie ik binnen mijn vakgebied nog niet opkomen. Ik zie geen bezinning. De bijval van collega's voor mijn boek is minimaal. Er heerst grote stilte, zeg maar ijzige stilte".

- U kunt van collega's toch nauwelijks toejuichingen verwachten om bijvoorbeeld de uitspraak dat natuurkunde niets objectievers te melden heeft over de werkelijkheid dan religie of kunst?
"Sterker nog, ik vind de wetenschap van die drie de minst belangrijke, De oppervlakkigste.

Waar vaak zoveel oogkleppen opgezet worden dat je alleen je eigen straatje ziet. Je zou toch minstens verwachten dat anderen ook vraagtekens zetten. Als je alleen al de bedragen die door overheid en industrie worden uitgetrokken voor wetenschap vergelijkt met wat er beschikbaar is voor kunst. Tot voor een paar jaar geleden had je die BKR-regeling. Een paar kunstenaars kregen dan een bedragje, konden daarvan hun materiaal betalen en vervolgens een keer per met hun bakfiets naar het stadhuis rijden om hun werk in de opslagkelders te zetten. Nou wil ik niet beweren dat dat zo'n gelukkige regeling was, maar als je nagaat wat die regeling kostte per jaar, dat zinkt volkomen in het niet bij wat er naar de wetenschap vloeit. Terwijl je die vergelijking met kunst in opslagkelders volkomen door kunt trekken naar de wetenschap: de helft van de wetenschappelijke publikaties verdwijnt ook ongelezen in de archieven. Maar het budget voor natuurwetenschap wordt niet aangevochten".

- Zwengelt u zelf die discussie aan binnen uw vakgebied?
"Ik ga niet de boer op in die zin dat ik mensen aanspreek met zo jongen vertel me nou eens wat vin-je d'r nou van. Dat is mijn eer te na. Maar het blijft absurd dat discussie ontbreekt. Eén voorbeeld is die versnellingsmachine in Zwitserland, met een omtrek van ongeveer de provincie Utrecht, daar geeft de Nederlandse regering vijftig miljoen per jaar aan uit. En dan lees ik pas in de krant over een organisatie die zich bezighoudt met de opvang van mishandelde kinderen. Ze hebben een miljoen nodig, maar dat krijgen ze niet".

- Kunt u in colleges uw kritiek kwijt?
"Soms. Ik probeer het af en toe. Ik heb zelfs eens een gedicht voorgelezen - daar verontschuldig ik me eerst uitgebreid voor, maar ik heb er alleen maar positieve ervaringen mee. Het zou goed zijn als aandacht voor andere aspecten meer aangemoedigd zou worden. Dat geldt net zo goed voor de middelbare school. Daar is de aandacht voor de rede, voor wiskundige vakken ook overheersend. Als je tekenen of muziek in je examenpakket neemt, heet dat meteen een pretpakket".

- U besteedt vooral in de tweede helft van uw boek nogal wat aandacht aan uw religieuze achtergrond en aan de manier waarop u dat combineert met de natuumetenschap. Loopt u zo niet het gevaar dat uw boek blijft steken in een hart onder de riem voor een groep confessionele lezers?
"Dat is geen gevaar, dat was een van de hoofdbedoelingen van het boek. En zo functioneert het inderdaad. Maar afgezien van het religieuze aspect gaat het me vooral om de vraag wat je kunt verwachten van de natuurwetenschap - en in die zin zou het publiek groter kunnen zijn. Dat is me ietsje tegengevallen.