De vierde druk van zijn nog geen jaar geleden verschenen boek 'De dingen hebben hun geheim' rolde intussen alweer van de persen, maar van collega's heeft prof. dr. ir. Arie van den Beukel (1933) nauwelijks reacties gehoord. Mogelijk is hier en daar een wenkbrauw opgetrokken, maar de stilte binnen het vakgebied is oorverdovend. Het uitblijven van reacties is des te opmerkelijker omdat Van den Beukel een paar forse vraagtekens zet bij het respect dat de exacte wetenschappen onder het grote publiek genieten en de vloer aanveegt met natuurkundigen die dat beeld alleen maar proberen te versterken. Zo geeft Van den Beukel een uitgebreide schets van de ontwikkeling in het natuurwetenschappelijk denken. En stelt vervolgens met genoegen vast dat het, sinds de ontwikkeling van de kwantummechanica, gedaan is met het optimisme ten aanzien van het bestaan van een objectieve werkelijkheid. "Nou, ik weet niet of je dat een groot genoegen moet noemen. Ik constateer dat gewoon".
- U zegt letterlijk 'een wereld waarin alles
wordt begrepen schijnt mij een uiterst ontmoedigend vooruitzicht'.
"Ja. Jongens als Stephen Hawking zeggen als
we straks klaar zijn begrijpen we alles. Ze hebben
het altijd over 'alles'. Ik geloof a) dat dat
onzin is en b) dat dat heel triest zou zijn. Stel
je voor dat je een baby die ter wereld komt een
briefkaartje kunt geven zo van hier heb je de
formule. Die jongens overspelen hun kaart, ze
passen natuurkunde toe daar waar dat niet
kan. Begrijpen in de natuurkunde wil niets anders
zeggen dan een wiskundige beschrijving
geven van een stukje an de werkelijkheid. Iets
anders kunnen we niet. Het is een mooi vak
maar ontzettend beperkt".
- Toch zijn er tot op de dag van vandaag grote
namen in de natuurkunde, zoals Hawking, die
ervan overtuigd zijn dat de exacte wetenschap
op een goede dag 'klaar' is. Of die op zijn
minst op zoek zijn naar een allesverklarende
theorie.
"Om te beginnen, daar ben ik van overtuigd,
zijn dat grote uitzonderingen. Er zijn behalve
Hawking nog een paar anderen. ik noem Simon
van der Meer en Paul Davies, maar bij
collega's in mijn omgeving kom ik dat soort
onbescheidenheid nooit tegen".
- Het zijn intussen wel deze uitzonderingen die
miljoenenoplagen halen met hun populair-wetenschappelijk werk.
"Dat is ongelooflijk, die oplagen. Dat boek
van Hawking staat nu al drie jaar onafgebroken
op de bestsellerslijst in Groot-Brittannië
en in andere landen zal dat niet veel anders
zijn. De interessante vraag is waarom het zo
veel verkoopt en mijn antwoord is dat Hawking
meer doet dan een populaire beschrijving
geven van wat het vak natuurkunde inhoudt.
Vanuit dat oogpunt is het een buitengewoon
slecht boekje. Een belangrijk natuurkundige
als Lagendijk noemde het in zijn inaugurele rede
in Amsterdam; hij zei dat hij zelden een
onbegrijpelijker werk gelezen had. Hij snapt
het niet. Ik ook niet. Die miljoenen leken zullen
er dus ook geen bal van snappen.
Hawking verkoopt zo goed omdat hij het heeft
over de ultieme waarheid: 'God zullen we te
pakken krijgen'. Dat is wat de mensen zoeken.
Het is een signaal dat mensen op zoek zijn, ik
moet misschien zeggen weer op zoek zijn, naar
een soort zin".
Van den Beukel bespeurt onder zijn vakgenoten niets van dat zoeken naar een motivatie of zin. Hoewel hij met respect spreekt over de Utrechtse hoogleraar G. 't Hooft ("de belangrijkste natuurkundige van Nederland"), citeert hij met afkeer diens opvatting dat natuurkundigen zich niet met filosofie moeten bemoeien: 'Als een stratenmaker een wegdek aanlegt doet het er niet toe waarom die straat wordt gemaakt en hoe andere straten er uitzien.' Datzelfde geldt voor de natuurwetenschap, meent 't Hooft: 'De discussie over de filosofie, de interpretatie, is volkomen onbelangrijk'
- U bent met uw scepsis ten aanzien an uw
vak een roepende in de woestijn?
"De discussie leeft niet in de natuurkundige
wereld. Het interesseert ze niet zo vreselijk. Er
zal wel een aantal wetenschappers in zijn vrije
tijd over nadenken zoals ik dat doe, maar het
komt niet naar buiten. Wat 't Hooft zegt. dat
vind ik een onthutsende uitspraak. Ik noem in
mijn boek één man, David Bohm, dat is echt
een witte raaf in de natuurkundige wereld. Een
roepende in woestijn. Hij wordt zo'n beetje
meewarig aangekeken. In mijn ogen is hij een
hele grote die allang een Nobelprijs had moeten
hebben.
Er is een bundel essays geschreven ter ere van
zijn zeventigste verjaardag waarin een aantal
volgelingen van hem beschrijft hoe ze door
hem beïnvloed zijn - heel aardig, daarin komen
ook biologen en filosofen aan het woord,
zelfs een schilder. De discussie is er dus wel,
maar erg op de rand en heel erg beperkt".
- U vindt in elk geval een medestander in de
Israëlische fysicus Max Jammer. U cursiveert in
uw boek zijn citaat 'hoe meer we weten in de
natuurkunde, hoe minder we begrijpen van de
fysische wereld'. Hangt dat gebrek aan overzicht,
van begrip, wellicht samen met wat u
noemt de neiging tot atomisme in de natuurwetenschap?
"Oh zeker. Die specialisatie is een ramp, echt
een ramp. Ik heb het gevoel dat we langzamerhand
op een doodlopende weg zijn met z'n allen.
Door de groei van het aantal wetenschappers
is dat onvermijdelijk, maar je kunt je afvragen
waar dat nog toe leidt. Daar kan ik
somber van worden. Middelmatige
wetenschappers zoals ik kunnen voor wat hun
wetenschappelijke publikaties betreft rekenen op
een lezerspubliek van 25 mensen. Ik aarzel om
het te zeggen - ik hoop niet dat het door veel
vakgenoten gelezen wordt - maar er zijn in de
natuurkunde veel te veel onderzoeken. Veel
ervan is ontzettend slecht. Er zou veel strenger
geselecteerd moeten worden naar de zin van
onderzoek".
"Maar een kentering zie ik binnen mijn
vakgebied nog niet opkomen. Ik zie geen
bezinning. De bijval van collega's voor mijn boek is
minimaal. Er heerst grote stilte, zeg maar
ijzige stilte".
- U kunt van collega's toch nauwelijks toejuichingen
verwachten om bijvoorbeeld de
uitspraak dat natuurkunde niets objectievers te
melden heeft over de werkelijkheid dan religie
of kunst?
"Sterker nog, ik vind de wetenschap van die
drie de minst belangrijke, De oppervlakkigste.
Waar vaak zoveel oogkleppen opgezet worden dat je alleen je eigen straatje ziet. Je zou toch minstens verwachten dat anderen ook vraagtekens zetten. Als je alleen al de bedragen die door overheid en industrie worden uitgetrokken voor wetenschap vergelijkt met wat er beschikbaar is voor kunst. Tot voor een paar jaar geleden had je die BKR-regeling. Een paar kunstenaars kregen dan een bedragje, konden daarvan hun materiaal betalen en vervolgens een keer per met hun bakfiets naar het stadhuis rijden om hun werk in de opslagkelders te zetten. Nou wil ik niet beweren dat dat zo'n gelukkige regeling was, maar als je nagaat wat die regeling kostte per jaar, dat zinkt volkomen in het niet bij wat er naar de wetenschap vloeit. Terwijl je die vergelijking met kunst in opslagkelders volkomen door kunt trekken naar de wetenschap: de helft van de wetenschappelijke publikaties verdwijnt ook ongelezen in de archieven. Maar het budget voor natuurwetenschap wordt niet aangevochten".
- Zwengelt u zelf die discussie aan binnen uw
vakgebied?
"Ik ga niet de boer op in die zin dat ik mensen
aanspreek met zo jongen vertel me nou eens
wat vin-je d'r nou van. Dat is mijn eer te na.
Maar het blijft absurd dat discussie ontbreekt.
Eén voorbeeld is die versnellingsmachine in
Zwitserland, met een omtrek van ongeveer de
provincie Utrecht, daar geeft de Nederlandse
regering vijftig miljoen per jaar aan uit. En
dan lees ik pas in de krant over een organisatie
die zich bezighoudt met de opvang van
mishandelde kinderen. Ze hebben een miljoen
nodig, maar dat krijgen ze niet".
- Kunt u in colleges uw kritiek kwijt?
"Soms. Ik probeer het af en toe. Ik heb zelfs
eens een gedicht voorgelezen - daar verontschuldig
ik me eerst uitgebreid voor, maar ik
heb er alleen maar positieve ervaringen mee.
Het zou goed zijn als aandacht voor andere
aspecten meer aangemoedigd zou worden. Dat
geldt net zo goed voor de middelbare school.
Daar is de aandacht voor de rede, voor
wiskundige vakken ook overheersend. Als je tekenen
of muziek in je examenpakket neemt, heet
dat meteen een pretpakket".
- U besteedt vooral in de tweede helft van uw
boek nogal wat aandacht aan uw religieuze
achtergrond en aan de manier waarop u dat
combineert met de natuumetenschap. Loopt u
zo niet het gevaar dat uw boek blijft steken in
een hart onder de riem voor een groep
confessionele lezers?
"Dat is geen gevaar, dat was een van de
hoofdbedoelingen van het boek. En zo functioneert
het inderdaad. Maar afgezien van het
religieuze aspect gaat het me vooral om de
vraag wat je kunt verwachten van de natuurwetenschap
- en in die zin zou het publiek groter kunnen zijn.
Dat is me ietsje tegengevallen.