overzicht overview
Samenvatting
- De werkelijkheid zelf is niet exakt / niet ideaal, maar in zekere zin
slordig. Overal zit speling in. De natuur bezit een intrinsieke "vrijheid"
die nimmer in een strikte beschrijving te vangen zal zijn.
- Deze vrijheid, de intrinsieke speling van de natuur, het vermogen van de
werkelijkheid om niet star te zijn maar een beetje losjes in elkaar te steken.
Deze manier van swingen maakt het wezen van het continuüm uit.
- Fysisch geldig is de stelling van Brouwer: Iedere reële funktie die op
een interval van reële getallen éénduidig ofwel duidelijk is (dus een
"echte" funktie), is tevens op dat hele interval continu.
- OperatorenRekening is vrijwel hetzelfde als het rekenen met getallen, onder
voorwaarde dat men de commutatieve wet nadrukkelijk hiervan uitzondert.
- De belangrijkste formule van de gewone OperatorenRekening is:
$$ \frac{d}{dx} + f = e^{-\int f \, dx}\, \frac{d}{dx}\, e^{+\int f \, dx } $$
- Met behulp van OperatorenRekening kunnen gewone (lineaire)
differentiaalvergelijkingen zeer systematisch worden opgelost.
- Met behulp van OperatorenRekening kan men begrijpen wat de ontstaansgrond
is van de LaplaceTransformatie.
- De operator $$ e^{\sigma^2 \frac{d^2}{dx^2} } $$ doet met een funktie $f$
hetzelfde als een convolutie van $f$ met de normale (Gauss) verdeling.
- Het is redelijk te veronderstellen dat het aftasten van een funktie met een
ideale voelspriet niets anders naar voren brengt dan de funktie zelf. Er zullen
in de materiële werkelijkheid geen funkties zitten "achter" funkties die al
op de perfekte manier gemeten zijn, geen realiteit achter een reeds toereikend
geïdealiseerde realiteit, geen verdere verborgen parameters, niet nog meer
wiskunde achter de wiskunde. In het algemeen behoort dus de ideale meting van
een funktie gelijk te zijn aan de funktie zelf.
- De funktie van Dirichlet is een voorbeeld van een nimmer konkreet tastbare,
en in deze betekenis geheel en al onzinnige funktie.
- Een Eigen Onnauwkeurigheid in de plaats heft de singulariteit op in de
veldsterkte (en de energie) van het elektron, en kan zonder tegenspraken aan
de klassieke electrodynamica worden toegevoegd. Dit is in wezen de theorie
van Bopp [RPF].
- Het concept van de poreuze media is toepasselijk in de warme werktuigbouw.
Ook een grofstoffelijke struktuur als de pijpenbundel van een warmtewisselaar
kan succesvol als een (echt) continuüm worden behandeld.
- Een simpele ("propstroom") benadering van het snelheidsveld in de vloeistof
kan uitermate effektief zijn. Wij hebben zo'n benadering gebruikt bij het aan
aanmaken van analytische uitdrukkingen voor de lokale temperatuurverdeling onderin
een warmtewisselaar.
- Van alle stromingen in een warmtewisselaar is de ideale inwendige stroming
(potentiaalstroming) het meest "konservatief". Dit wil zeggen dat
temperatuur-spanningen aan de veilige kant (te hoog) berekend worden.
- Hoe "dichter" bij de werkelijkheid, des te lelijker de wiskunde, in plaats
van de tegenovergestelde gemeenplaats dat "fundamentele" formules per definitie
ook mooi zouden zijn. Voorbij een zeker punt heeft het voor formules geen zin
meer om elegant te wezen, omdat wat de technologie betreft het "genoeg" van de
nauwkeurigheid is bereikt.
- In de Neratoom warmtewisselaar is sprake van een kritische primaire
massastroom waarboven de diskrete struktuur van de pijpenbundel merkbaar wordt:
doordat primaire en sekundaire temperatuur onder in het apparaat ongelijk
worden. De grootte van deze massastroom is $G_P \approx 215 \, kg/s $.