In deze zin is het arbeidsproces reeds geanalyseerd, en wel door Karl Marx,
in "Das Kapital" [1].
Maar wij willen niet alleen maatschappelijke,
doch ook natuurlijke processen onder dit ene gezichtspunt, dat wil zeggen
als materiele werkelijkheid samenvatten.
Iedere verrichting brengt veranderingen teweeg in materie welke haar wordt
aangeboden. Breien verandert wol in een trui; zagen verandert een boomstam in
planken; zien verandert licht in zenuwpulsen; beweging verandert het geheel
van voorwerp en omgeving; rekenen verandert getallen in andere getallen. Pas
door het verwerken van materie wordt een funktie werkzaam, is zij werk-elijk.
Het arbeidsproces vindt dus plaats in de volgende vormverandering (steeds kan
ter vergelijking hiernaast een passage uit "Das Kapital" worden gelegd):
Materie - Arbeid - Materie
Of kortweg: M - A - M .
M - A . Eerste fase van de arbeid, analyse van materie.
Maar de arbeid is niet louter konsumptie, het verwerkte materiaal niet alleen
maar gebruiksartikel. Beschouwt men het gehele proces vanuit het resultaat, het
produkt, dan blijkt iedere verrichting tevens produktie te zijn, voortbrengen
van iets anders, produktieve arbeid dus.
A - M . Tweede fase van de arbeid. Synthese van materie.
Stukken metaal gaan onder een draaibank, teneinde in de gewenste vorm te worden
gebracht. De draaibank verbruikt elektriciteit. De mens die aan de machine staat
heeft om te kunnen werken voedsel, kleding en onderdak nodig. Aan de andere kant
zijn beide, zowel de draaibank als de werkman, onderhevig aan slijtage. Na enige
tijd gaat de machine naar de sloop, en de machinebankwerker met pensioen.
Mensen en machines verslijten tijdens hun leven en werken. Ze eten als het ware
zichzelf op door iedere keer een stukje van het eigen lichaam over te dragen op
de stoffen die ze bewerken. Aangetast door het vuur van de arbeid worden zij
verteerd als vormingselementen van nieuwe produkten. Daarom ook worden kosten
van afschrijving verrekend in de prijs van een produkt.
De funktie van het draaien van metalen onderdelen moet volledigheidshalve dus
beschreven worden door:
arbeider + draaibank + voeding en onderhoud + ruw materiaal ->
vermoeide arbeider + gesleten draaibank + beider afval + produkt
Een beschrijving als: ruw materiaal -> bewerkt materiaal
is onvolledig: arbeider en arbeidsmiddel behoren eveneens gerekend te worden
tot de grondstoffen van een verrichting; een deel van de produktie is louter
slijtage. Dit bijprodukt is welhaast onvermijdelijk. Iedere funktie heeft zo
zijn afvalprobleem.
Kan het bij de fabrikage van spullen nog wel de schijn wekken alsof de werking
geheel en al uitgaat van de machine en degene die hem bedient; kijken we naar
de vrije natuur, dan wordt weldra duidelijk dat hier sprake moet zijn van enig
gezichtsbedrog. De kosmos is waarachtig niet gezegend met een onveranderlijke
Bewerker in de zin van Aristoteles. Zelfs God is moe geworden van het arbeiden;
als men de Bijbel mag geloven "rustte Hij op de zevende dag van al het werk".
De zon straalt warmte uit, zij produceert warmtestraling. Toch wordt door de
zonnemassa geen brandstof opgenomen van buitenaf. De grondstof voor de straling
wordt gevormd door de materie van het zonnelichaam zelf. De zon kan alleen maar
schijnen doordat ze zichzelf als het ware opsoupeert:
zon -> minder zon + straling
Bij levende wezens loopt het precies andersom. Een plant neemt water en zouten
op uit de grond, licht en kooldioxide uit de atmosfeer, en stelt deze stoffen
samen tot produkten die voor een groot gedeelte opgenomen worden in het eigen
lichaam. In feite produceert de plant hiermee voortdurend zichzelf terug:
plant + voedingsstoffen + licht ->
gegroeide plant + o.a. zuurstof
Het produkt van de individuele consumptie is de consument zelf.
Het allerduidelijkst zien we de werkingen van de materie gedemonstreerd in de
scheikunde; de reaktievergelijkingen van de chemie bewijzen ons dat slechts de
inwerking van materie op zichzelf wezenlijk is voor funkties. In plaats van de
werkman en zijn machine, beide voorzien van hulp- en grondstoffen, treedt nog
slechts naar voren de wederkerige interaktie. Bijvoorbeeld:
waterstof + zuurstof -> water + warmte
Of nauwkeuriger, in de taal van de scheikunde zelf:
2 H2 + O2 → 2 H2O + 138 kcal
De produktie van water uit waterstof en zuurstof geschiedt inderdaad zonder
tussenkomst van derden; de gronstoffen reageren met elkaar "op eigen kracht".
Ook in de kernfysika kent men deze "vanzelf verlopende" arbeidsprocessen:
11H +
126C →
137N
146C →
147N +
0-1e
En het "omega minus" deeltje zou gedetekteerd zijn dank zij het volgende
produktieproces:
K- +
p+ →
Ω- +
K+ +
K0
In zijn "Fysika" maakt Aristoteles expliciet onderscheid tussen natuurlijke
en kunstmatige verandering. Hij ziet daarbij over het hoofd dat de maker, in
wie de verandering zijn bron heeft, door te arbeiden: ook zichzelf bearbeidt.
In een maatschappij als de Griekse, die immers gebaseerd was op slavenarbeid,
kon men gemakkelijk blind zijn voor dit feit. Overigens is de knappe analyse
van Aristoteles eerst veel later overtroffen.
We zijn uitgegaan van het arbeidsproces, zoals zich dat dagelijks voltrekt in
onze fabrieken. De materiele produktie binnen de menselijke samenleving was en
is ons uitgangspunt. Maar als vanzelf moesten we daardoor ook arbeidsprocessen
in aanmerking nemen die werkzaam zijn buiten het menselijk handelen om: alle
biologische, chemische en fysische processen. Een strikt onderscheid tussen
natuurlijk en kunstmatig is ons zodoende ontvallen, op puur empirische gronden.
Een dergelijk onderscheid viel overigens met het voortschrijden van de techniek
steeds moeilijker vol te houden. Het is lang geleden dat de natuurkunde kennis
van de natuur was en geen technische fysika.
Maar opheffing van dit onderscheid heeft grotere konsekwenties dan op het
eerste gezicht mocht lijken; want door de scheiding tussen natuurlijke en
maatschappelijke werkelijkheid op te heffen, valt in feite het hele onderscheid
weg. Wederom blijkt: onze cultuur is niet anders dan natuur, voortgezet op een
ander niveau. Er is zonder de mensen geen voortbestaan van de natuur op deze
planeet denkbaar, omdat natuur en cultuur onlosmakelijk met elkaar verbonden
zijn. Een film als "de Apenplaneet" suggereert dus de grootst denkbare leugen,
symptomatisch voor het ontlopen van onze eindverantwoordelijkheid als mensen
[2].
Het idee als zouden andere primaten, ingeval van menselijk falen, de leiding
van de evolutie kunnen overnemen, is vals. Deze boude stelling hier ter plekke
onderbouwen zou ons echter te ver weg voeren. In plaats daarvan refereer ik
(wederom) nadrukkelijk naar het prachtige boek van Pierre Teilhard de Chardin.
Best kans overigens dat de reguliere boekhandel momenteel 'nee' verkoopt.
De oorzaak wordt echter als vanzelf gevolgd door het tegenovergestelde: - M.
Produkten zijn inderdaaad het automatische GEVOLG van de veroorzaakte arbeid.
De hier gemaakte abstraktie leidt tot het uiteenplaatsen van grondstof en
produkt, wat precies hetzelfde is als scheiding tussen oorzaak en gevolg, als
we een analyse maken van, het mes zetten in, de arbeid als continue beweging.
Het aanbrengen van dit onderscheid betekent echter nog meer. Het is ook een
uiteenplaatsen van de momenten M - en - M in sequentiele zin, dat wil
zeggen in de tijd. Want eerst moet M - gekonsumeerd worden, pas daarna kan
- M worden geproduceerd. Heel letterlijk is - M het ge-volg van M - .
Funkties onderscheiden zich van elkaar in de eerste plaats naar de
vormverandering
van de materiele bestanddelen. Een chemische reaktie is anders
dan een computerberekening omdat de deelnemende stoffen in beide gevallen
verschillend zijn. Klaarblijkelijk wordt de kwaliteit, de hoedanigheid van
de arbeid gedefinieerd door zijn tastbare komponenten, de beide uitersten:
oorzaak en gevolg.
Maar wat blijft er over wanneer wij grondstof en produkt uit de arbeid hebben
weggenomen, wanneer men het stoffelijke deel letterlijk heeft geabstraheerd,
uit-getrokken en verwijderd ? Er is niets anders overgebleven dan dezelfde
spookachtige inhoud, een loutere gelei van niet van elkaar te onderscheiden
arbeid, dat wil zeggen besteding van arbeidskracht zonder dat wordt gelet op
de vorm van die besteding. Wat wij hebben overgehouden is abstrakte arbeid,
arbeiden zonder materie, immaterieel funktioneren, niets doen, No OPeration.
Deze arbeid, beroofd van zijn kwalitatieve materiele bestanddelen, geven wij
de naam: TIJD of DUUR. Zij is tevens heel het kwantitatieve aspect van ieder
arbeidsproces. De hoeveelheid van de arbeid wordt gemeten door de tijdsduur.
Het resultaat van onze analyse is tweeledig.
Aan de ene kant splitsen we de arbeid M - A - M in oorzaak en gevolg.
Dit is de materiele zijde van het funktioneren, de kwaliteit M - M.
Deze analyse impliceert aan de andere kant een hoeveelheid abstrakte arbeid,
een tijdsduur tussen grondstof en produkt. Dit is de immateriele zijde van
het funktioneren, de kwantiteit - A -.
Wezenlijk voor de tijd is dat zij oorzaak en gevolg, in die volgorde, van
elkaar onderscheidt. Wezenlijk voor de causaliteit is dat oorzaak en gevolg
van elkaar gescheiden worden door een positieve tijdsduur, en dat is weer
niets anders dan de prijs die men moet betalen voor iedere vorm van arbeid.
Het causaliteitsbeginsel impliceert dus geen "voorspelbaarheid", doch gaat
slechts uit van de oorspronkelijke betekenis: dat een produkt er simpelweg
niet eerder kan zijn dan de grondstof. De causaliteit schenkt aan de tijd
op deze weinig diepzinnige wijze een richting, haar "pijl" naar de toekomst.
Er zijn heel wat dikke boeken volgeschreven over het schier ondoorgrondelijke
mysterie van oorzaak en gevolg. Reeds het feit dat iedere hooggeleerde in deze
kwestie zonodig weer een andere opvatting moet huldigen, laat al zien dat het
probleem als zodanig onopgelost is. Als er veel geneesmiddelen bestaan tegen
verkoudheid, dan zijn ze geen van alle afdoende. De gemakkelijkste uitweg is
natuurlijk het bestaan van een ongeneeslijke ziekte zonder meer te ontkennen,
op dezelfde manier als Logisch Positivisten de kwestie van oorzaak en gevolg
als een schijnprobleem van de hand doen. Dezelfde filosofen hebben zich echter
heel wat (vergeefse) moeite getroost om het - causale !? - "als ... dan ..."
van de omgangstaal te persen in het armzalige stramien van (hun opvatting van)
de Mathematische Logica [3].
Een simpele ethymologische beschouwing - ook al geen vaste gewoonte van exakte
wetenschappers - had de methodologen zeker suggesties in de goede richting op
kunnen leveren. Duidt "gevolg" soms niet op een sequentie in de tijd ? En wat
zou "oorzaak" anders moeten betekenen dan oer-ding of grond-stof ? Wij moeten
het geheim van de oorzakelijkheid zoeken in de sfeer der materiele produktie,
dat is eigenlijk op het eerste gezicht al duidelijk.
De gangbare wiskunde maakt er inderdaad een gewoonte van om iedere poging tot
analyse van de materiele praktijk door te verwijzen naar obscure vakgebieden
als "empirische psychologie" of "heuristiek". Daarmee denkt men er gemakkelijk
vanaf te komen. Van de wiskundige mag niet worden verwacht dat hij zijn handen
vuil zouden willen maken, al was het dan alleen maar in abstrakto. Door deze
afkerigheid van het stoffelijke leven ontvalt de mathematische intellektueel
iedere werkelijk wetenschappelijke basis. De geest is alleen waarachtig als
hij handelt, iets wat onze geleerden voor een vernederende bezigheid houden
[4].
Het zal nu duidelijk zijn dat een juiste opvatting van oorzaak en gevolg staat
of valt met een werkelijkheidsgetrouw begrip van wat funktioneren in het leven
van alledag betekent. Het is precies op dit punt dat de "klassieke" wiskunde
ernstig tekort schiet: door funkties alleen nog maar te willen zien als starre
"afbeeldingen" werd iedere vorm van oorzakelijkheid weggeabstraheerd uit het
formalisme, om er niet anders dan gekunsteld en verdraaid in terug te keren.
Terug te keren, inderdaad. Want natuurlijk zal deze kortzichtigheid zich snel
wreken, in de eerste de beste grofstoffelijke toepassing.
Men zegt: alles heeft een oorzaak. Een zegswijze die op zich nu duidelijk is.
Hier staat namelijk gewoon dat alle waar-heid ooit geproduceerd is (gevolg),
voortgebracht door inwerking van bepaalde grondstoffen (oorzaken) op elkaar.
Het aldus geformuleerde causaliteitsbeginsel is dan ook een aanwijzing voor het
produkt zijn van willekeurige waarden. Een en ander zou met name betekenen dat
er geen werkelijke grond-oorzaken bestaan. Het is dus vruchteloos om te zoeken
naar absolute "first principles" of echte "elementaire deeltjes", waaruit alle
materiaal opgebouwd zou zijn. Reden te meer om straks het elementair gelijk van
de verzamelingenleer aan een nader onderzoek te onderwerpen.
Laten we nu de andere kant bekijken, want tenslotte kan geen enkel ding waarde
bezitten zonder gebruikswaarde te zijn. Door de nuttigheid verkrijgt het ding
een gebruikswaarde. Gebruikswaarde verwezenlijkt zich pas in het gebruik of in
de consumptie. Een produkt heeft pas waarde, het realiseert zich pas als zijnde
echt "waar" wanneer men reeds bezig is dit produkt te consumeren. Een appel is,
als vrucht van de appelboom, pas echt waar wanneer hij wordt opgegeten. In het
Nederlands wordt wel de volgende nuchtere uitdrukking gebruikt, wanneer iemand
denkt de ander te kunnen overbluffen met een nogal theoretische uiteenzetting:
"Kun je dat eten?".
Zouden er produkten kunnen bestaan die helemaal nergens een oorzaak van zijn?
Probeert men zich dat voor te stellen. Zo'n voortbrengsel zou om te beginnen
onzichtbaar moeten zijn: het zou geen licht kunnen absorberen of weerkaatsen.
Interaktie met licht veronderstelt namelijk dat een objekt veranderingen kan
ondergaan en opgenomen wordt in een fysisch proces: uitwisseling van fotonen.
Maar we hebben juist verondersteld dat het objekt in kwestie niet, als oorzaak,
deelneemt in zulke processen. Evenmin zou enig mens in staat zijn het ding te
betasten, want in kontakt gebracht met iemands vingertoppen, of enig apparaat
in het verlengde daarvan, zou het niet meedoen in een proces van wederzijds
vervormen, om op deze wijze een druksignaal voor de hersenen te produceren.
Met andere woorden: het "ding" zou, geheel en al buiten onze ervaringswereld,
een vreemd soort existentie moeten bezitten. Nuchtere mensen zeggen dan dat
zoiets eenvoudig niet bestaat.
Alle dingen vinden hun oorsprong in iets anders en zijn de oorsprong van iets
anders. Het vormt de gondslag van onze mogelijkheid om de natuur verstandelijk
te begrijpen [5].
Er kunnen dus geen gevolgen bestaan die niet tegelijk weer oorzaak zijn van de
een of andere funktie, van welke aard deze verrichting ook moge zijn. Of er is
geen enkel produkt dat niet op een of andere manier weer opnieuw grondstof is.
Derhalve produceert iedere arbeid grondstof voor andere arbeidsprocessen, elke
arbeid veroorzaakt nieuwe arbeid. Deze gevolgtrekking wordt bevestigd door een
uitspraak over het produkt van de maatschappelijke arbeid. Wanneer het produkt
nutteloos is, is ook de erin vervatte arbeid nutteloos, geldt niet als arbeid,
en vormt derhalve geen waarde. Merk hierbij op dat "nutteloos" in werkelijkheid
betekent "niet te nuttigen" ofwel niet konsumeerbaar. Er kan in de maatschappij
geen arbeid bestaan die nutte-loze produkten levert; ieder produkt is nuttig in
de meest letterlijke zin van het woord, daarom noodzakelijk ook weer grondstof
voor andere funkties. Anders "bestaat" het niet, of is het niet(s) waar(d).
Dit alles vindt zijn direkte uitdrukking in het gezegde dat alle oorzaken en
alle gevolgen "waar" zijn. Immers iedere waar moet een produkt zijn, maar alle
produkten zijn ook weer grondstof. De waar zelf kan dus niets anders zijn dan
eenheid van grondstof en produkt, samenvatting van oorzaak en gevolg.
Alle waar ofwel iedere waar-heid is dus opgebouwd uit twee tegengestelde polen:
gevolg aan de ene kant, oorzaak aan de andere kant.
Behalve het werken is ook de waar eenheid van oorzaak en gevolg.
Terwijl echter het werken begint met de konsumptie van iets, neemt het bestaan
van de waar een aanvang met geproduceerd te zijn. Dat is de ene pool. Inderdaad
is de waar een produkt, voortbrengsel van arbeid.
Maar dit produkt is onmiddelijk voorbestemd om, hoe dan ook, weer opnieuw te
worden gekonsumeerd. Dat is de andere pool.
Wij zien nu gemakkelijk hoe de waar is opgebouwd, op welke wijze oorzaak en
gevolg met elkaar verbonden zijn, tot de waar-heid als zodanig:
A - M - A
Tussen twee arbeidsprocessen A - en - A bestaat - M - als waar.
Waarheid is dus geen statisch gegeven; iedere waar is een dynamisch ogenblik,
een knooppunt als het ware van verschillende werkingen.
Al wat waar is, is "werkelijk" waar.
Is het dus waar dat iedere werkelijke scheiding tussen waarnemen en waarmaken
praktisch onmogelijk is, toch spreekt men bij experimenteel werk uitsluitend
over "waarnemingen doen". Hier kan echter in het geheel geen sprake zijn van
een echte tegenspraak, want we hebben de eenheid van konsumptie en produktie
duidelijk genoeg vastgesteld.
Zonder een waar ter hand te nemen, dat wil zeggen zonder een waar-neming te
doen, kan er niet gewerkt worden, kan er geen waar gemaakt worden uit het
waargenomene. Ook het omgekeerde geldt echter, namelijk dat iedere waarneming
tot uitdrukking komt in een werking, pas door het waar-maken van iets anders
kenbaar wordt.
Zo zal een stroomsterkte niet waarneembaar zijn wanneer zij niet wordt omgezet
in bijvoorbeeld de uitslag van een meter. Evenmin kan licht worden waargenomen
zonder dat licht te verwerken tot bijvoorbeeld zwarting van een fotografische
plaat. Datgene wat men wenst waar te nemen kan dus slechts waargenomen worden
door het tevens te bewerken, te vervormen tot een andere waar.
Iedere waarneming betekent dus "verstoring" van het waargenomene. Er is een
ontwikkeling van de QuantumMechanika nodig geweest om ons bewust te maken van
dit merkwaardige, doch alledaagse feit.
Tot de zaken waar onze tijd zich wel het minst om bekommert, behoort ook de
betekenis van onze woorden. Een maar enigzins methodisch denken zou zich dus
tot eerste taak kunnen stellen een nieuw lexicon te vervaardigen, dat handelde
over de oorsprong van onze woorden. De ethymologie zou inderdaad een van de
meest revolutionaire wetenschappen van de eeuw kunnen zijn [4].
Waarschijnlijk niet voor niets, laat het Nederlands een gemeenschappelijke
wortel zien in allerlei woorden, die ogenschijnlijk weinig of geen verband met
elkaar houden: "gewrocht", "vrucht", "arbeid", "werken", "werkelijk", "waarde"
"eetwaar", "waarnemen", "waarheid". Typerend is ook de frequent voorkomende
samenstelling "werkelijk waar", om uit te drukken dat iets "echt" waar is.
We zien de stam "w-r", "v-r" (: oerkreet van de zwoegende mens ?) trouwens op
precies dezelfde manier funktioneren in het Frans en Engels: "ouvrier", "vrai",
"verite", "valeur" en "value", "work", "worth".
Maar ook de wiskunde moet zich niet verbeelden dat haar funktiebegrip louter
ontsproten zou zijn aan het menselijk denkvermogen. Dat is een misverstand.
Bekend is dat verlichte intellektuelen van de zeventiende eeuw een buitengewone
belangstelling aan de dag legden voor het werk van de ambachtsman. Op allerlei
mogelijke manieren trachtte men lering te trekken uit de door arbeid verkregen
ervaring der werkende mensen. Niet uit pure "liefhebberij" overigens, want de
opkomende burgerij had goede ekonomische motieven om zich van de ambachtelijke
praktijk meester te maken. Met de opkomst van arbeidsdeling in de manufaktuur
ontstond de mogelijkheid, en tevens de noodzaak, om praktische ervaring op een
systematische, winstgevende wijze uit te buiten. Door wederzijdse bevruchting
van arbeid en intellekt kon de kiem van een nieuwe orde krachtig genoeg worden
om zich te ontwikkelen. Het is bepaald geen toeval dat de omwenteling van de
middeleeuwse maatschappij samenvalt met de geboorte van de moderne wetenschap
en technologie.
Theoretische ontleding van het funktiebegrip is historisch eerst mogelijk
geworden in het begin van de achttiende eeuw. In de eerste plaats valt de
analyse van het produktieproces in zijn afzonderlijke fasen samen met de
differentiatie van ambachtelijke bezigheid in verschillende deelbewerkingen.
Eerst dank zij de ontwikkeling van eenvoudige, gesimplificeerde funkties in de
sfeer der materiele produktie, kon het funktiebegrip als zodanig doorschouwd
worden, en wiskundig geformuleerd. De eerste mathematische definitie schijnt
gegeven te zijn door G.W. Leibnitz, als aanzet tot zijn differentiaalrekening.
De bekende notatie y = f(x) treft men voor het eerst aan bij A.C. Clairhaut
en Leonhard Euler [6]. We schrijven 1748.
Het abstrakte begrip van een mathematische funktie wordt door geschiedkundigen
gewoonlijk toegekent aan G. Lejeune Dirichlet, die in 1837 daartoe werd gebracht
door een studie van Fourier reeksen. Door Frege (1879) werden funkties bevrijd
van de beperking dat x en y getallen moeten zijn. Er kwamen funkties waarin
de variabelen x en y ware of valse "proposities" ("volzinnen") voorstellen.
Spoedig daarop dienden nog weer andere objekten zich aan: de verzamelingen van
Georg Cantor.
Ook revoluties in het mathematisch denken dient men te plaatsen in de kontekst
van het maatschappelijk gebeuren. Immers, hoe kan iemand op de gedachte komen
dat maar liefst de hele wiskunde uit Verzamelingen is opgebouwd, wanneer niet
de samenleving zelf haar rijkdommen heeft geaccumuleerd tot enorme kollekties,
ja wanneer niet de maatschappij als geheel de gedaante heeft aangenomen van een
kolossale opeenhoping van waren. Inderdaad heeft het ontstaan van de wiskundige
verzamelingenleer haar maatschappelijke parallel in de gigantische samenvoeging
van goederen welke de overgang naar het monopoliekapitalisme markeren. Ook het
milieu waarin Georg Cantor zelf opgroeide zal niet vreemd zijn aan dit inzicht.
Cantor, de grondlegger van de verzamelingenleer, is uit een koopmansgezin
afkomstig. En zijn "Mengenlehre" dateert van omstreeks 1900. De hardnekkigheid
waarmee de verzamelingenleer stand houdt, ondanks haar falen op alle denkbare
fronten, kan redelijkerwijs alleen maar worden verklaard door het feit dat zij
de mathematische verwoording bij uitstek is van Ideeen die nodig zijn om ons
maatschappelijk bestel, ten koste van alles, in stand te houden.
Was in achttiende eeuwse opvattingen de dialektiek van het funktioneren nog wel
enigzins te herkennen, in de verzamelingstheoretische definitie ging zij geheel
en al verloren. Wel begrijpelijk voor de wetenschap van een elite die slechts
rekent in termen van investering en opbrengst: Domein en Bereik van funkties.
Natuurlijk is het niet de grootste interesse van een ondernemer dat er ook nog
gewerkt moet worden om de ene berg waren in de andere te transformeren.
Deze belangstelling kan men daarom ook moeilijk nog verwachten bij zijn eigen
wetenschappelijk personeel. Geen enkele aanduiding dus meer van het feit dat
de ene verzameling eerst uit de andere geproduceerd moet worden, en dat zoiets
gepaard gaat met arbeid, uitgestrekt in een zekere spanne tijds.
Het "klassieke" funktiebegrip is inderdaad volkomen statisch van opzet: nergens
komt de hinderlijke faktor tijd nog ter sprake. Buitengewoon typerend voor de
denkwijze van de moderne ondernemer is dat men zelfs het werken als zodanig zou
willen ontkennen, door de waardevormende funktie van de arbeid terug te brengen
tot niets meer dan een reeds bestaande relatie, welke slechts aan bepaalde eisen
van zekerheid voldoet. Bij elke waarde uit het grondstoffendomein hoort in ieder
geval een waarde uit het produktenbereik. Wij rekapituleren volledigheidshalve
de klassieke definitie, geformuleerd volgens [7]:
Een afbeelding of "funktie" F van een verzameling A in een verzameling B is
een bepaalde deelverzameling van het Cartesische produkt ( F ⊂ A x B ),
dat wil zeggen een relatie tussen A en B , met de eigenschap:
∀a∈A ∃!b∈B [ (a,b) ∈ F ]
Bij iedere a element van A bestaat er precies één b element
van B, zodanig dat (a,b) element is van F.
Rond 1910 begint de situatie werkelijk interessant te worden. Op het toneel van
de wiskunde verschijnt niemand minder dan de (geidealiseerde) hoofdarbeider
in eigen persoon: het "kreatieve subjekt" van de intuitionisten. Naarmate het
funktiebegrip verder aan de werkelijkheid wordt ontrukt, moet de polarisatie
tussen waar en werken uitgroeien tot een openlijke en uiterlijke tegenstelling.
Het formalisme vertegenwoordigt de ene pool, het intuitionisme de andere.
De formalist gaat ervan uit dat wiskundige goederen er zonder meer "zijn".
Hij hoeft ze alleen maar als zodanig in beslag te nemen, en dat doet hij door
ze met een "bewijs" op hun waarde te taxeren. De intuitionist ziet in dat
ook wiskundige waarheden niet zonder meer "aanwezig zijn". Men zal ze eerst
op de een of andere manier moeten scheppen. Het kreatieve subjekt produceert
metterdaad zijn eigen wiskunde, in een geestelijk arbeidsproces dat werkelijk,
in de tijd, verloopt. Men ziet hoe het konflikt tussen "de kikker en de muis"
(: Albert Einstein over het verschil van inzicht tussen de formalist Hilbert
en de intuitionist Brouwer) wellicht meer behelst dan een vrijblijvende,
puur mathematische kontroverse.
Marx beweerde de kennistheorie van Hegel "op zijn kop te zetten". Dit betekende
een omslag van idealisme in materialisme, waarbij de dialektiek behouden bleef.
Zo ook ook met het intuitionisme van Brouwer, een stroming die het - reeds aan
de klassieke wiskunde immanente - idealisme tot in zijn uiterste konsekwenties
heeft doorgetrokken [8].
Brouwer zegt letterlijk: "Niet alleen bestaat de wiskunde onafhankelijk van
alle ervaring, maar ook bestaat alle ervaring onafhankelijk van alle wiskunde."
Door dit extreem idealistische standpunt in te nemen heeft de beweging op haar
beurt geprovoceerd tot een reaktie, de weg geeffend voor haar materialistische
tegenpool. Men hoeft de gekwote stelling maar op zijn kop te zetten om daarmee
een standpunt te krijgen dat vrij nauwkeurig de inhoud van dit boek samenvat.
Vermits met de beide benen op de grond gezet, verschilt het "kreatieve subjekt"
van Brouwer niet wezenlijk van een mens die zijn werk doet.
De intuitionistische wiskunde is weliswaar een fata morgana, maar dient
desondanks te worden gezien als een uiterst getrouwe luchtspiegeling
van een stuk realiteitszin, dat van oudsher ten grondslag ligt aan het vak.
De laatste belangrijke uitbreiding van het funktiebegrip, voorzover ik dat heb
kunnen nagaan, is afkomstig van Alonzo Church (1951). Church huldigt in al zijn
werk de konsekwente, en mijns inziens ook enig juiste opvatting, dat funkties
"operaties" zijn. De Lambda Calculus van Church is qua opzet zelfs een poging
om de gehele wiskunde te baseren op Funkties, in plaats van op Verzamelingen.
Een verworvenheid van het systeem van Church is bijvoorbeeld dat funkties ook
op zichzelf kunnen inwerken, iets wat in het verzamelingstheoretische stramien
niet of slechts op gekunstelde wijze mogelijk is. De Lambda Calculus heeft een
aantal praktische konsekwenties gehad voor de diverse programmeertalen. In de
computertaal LISP komt een LAMBDA operator zelfs expliciet voor
[9] [10].
Lambda definieerbare funkties zijn exakt dezelfde als die berekenbaar zijn met
zogenaamde Turing machines, zoals is aangetoond door Turing en Kleene in 1937.
Eenvoudig gezegd komt het erop neer dat iedere funktie die op een ("ideale")
computer kan worden berekend ook een plaats heeft in het systeem van Church,
en omgekeerd.
Een waardevolle concurrerende visie, die overigens qua aantal aanhangers
veruit in de minderheid is. Een mogelijke verklaring voor het relatief geringe
succes van Alonzo Church is dat het betoog van zijn volgelingen al te vaak
verdrinkt in "syntax par exellance" ritueel, dat onvoldoende zeggingskracht
naar buiten heeft.
Kon in het kader van de formalisten een uitgekleed en verminkt funktiebegrip op
zijn plaats zijn, de opkomst van een computerindustrie zou de wiskunde vroeg of
laat met de neus op de feiten drukken. "Moeten funkties direkt en volledig deel
uitmaken van relaties? Dat denk ik niet"; aldus een hoogleraar in de Computer
Science. Maar in plaats van tot een kritische herformulering te komen van het
funktiebegrip als zodanig, wat nog relatief eenvoudig geweest zou zijn, gingen
de wiskundigen over tot het definieren van een hele menigte "nieuwe" begrippen.
Elke definitie moest weer een ander aspekt benadrukken van een en hetzelfde
arbeidsproces, zonder het overigens in zijn geheel te vatten. Ik noem enkele
termen die vrijwel syoniem zijn: funktie (uiteraard), (differentiaal)operator,
afbeelding, dynamisch systeem, Turing-machine, (Markov) algoritmen, produkties
(van Post), en zelfs: berekening, redenering. In de Informatica zelf maakt men
het al even bont: function, subroutine, programma, script, exec-file, commando.
Al te veel namen voor al te veel onbenullige variaties op hetzelfde thema.
Laten we Preston C. Hammer nog even aan het woord: "Het gebruik van de funktie
schrijfwijze zou een grote vereenvoudiging betekenen voor veel bewerkingen die
nu op een onhandige manier voor elkaar komen, maar er heerst een vreemd taboe
tegen de notatie." Men ziet hoe wiskunde en informatica blijkbaar niet in staat
zijn om een gemeenschappelijke grondtrek te herkennen in begrippen die aan de
basis liggen. "Er is wellicht geen beter voorbeeld van gemiste kansen dan in de
behandeling van funkties. Ik voel dat juist hier de belangrijkste veranderingen
met onmiddelijke ingang kunnen worden doorgevoerd" [11].
Er is goed nieuws. Maatschappelijk kansarme groeperingen in Engeland hebben de
zogenaamde "ruilkringen" opgezet. Leden van zo'n kring verlenen elkaar diensten
waarvan de arbeidstijd wordt geregistreerd. Het gaat hier om gevraagde diensten
zoals bijvoorbeeld de was doen, of het repareren van een auto. Een uur
dienstverlening komt overeen met 20 zogenaamde
LETS (: Local Exchange Trade System).
De gemaakte "lets" worden bijgehouden op (handgeschreven) bonnetjes, waarvan
een gedeelte voor de dienstverlener bestemd is, een gedeelte voor de klant, en
een gedeelte voor een centrale administratie. Het netto resultaat is inderdaad
dat de welvaart van de ruilkring stijgt. Ook doordat een aantal diensten, zoals
de reparatie van een auto, niet meer met "echt" geld behoeft te worden betaald,
blijft er meer van het laatste over voor aankopen buiten de kring. Hoe groter
de kring, des te groter de welvaart. Ruilkringen zijn er behalve in Engeland
ook in de Verenigde Staten, en in Belgie (Leuven).
Naarmate het einde van dit hoofdstuk in zicht komt, zullen meer lezers de
wenk brauwen fronsen. Aannemende dat ze al tot hier gekomen zijn.
Onverhuld werd daar gerefereerd naar "das Kapital" van Karl Marx, ideologie
van een inmiddels "achterhaald" communisme. Het lijkt alsof de schrijver van
mening is dat een marxistische denkwijze iets kan bijdragen aan het onderzoek
naar de grondslagen der wiskunde. Ik hoef voor deze vrijheid van meningsuiting
weliswaar niemand mijn excuses aan te bieden, maar gezien het vrij recente
verleden (: de val van de Berlijnse muur) is er ook weinig kans om met een
dergelijke opinie serieus te worden genomen. Helpt misschien de mededeling dat
de schrijver behalve "das Kapital" ook de Bijbel en de Koran gelezen heeft?
1. In zijn "Fysika" maakt Aristoteles expliciet onderscheid tussen natuurlijke
en kunstmatige verandering. Hij ziet daarbij over het hoofd dat de maker, door
te arbeiden: ook zichzelf bewerkt.
2. Cultuur is Natuur op een hoger plan [2].
Er is zonder de mensen
geen voortbestaan van de natuur op deze aarde mogelijk.
3. Nog steeds is de analyse van het (maatschappelijke) arbeidsproces, zoals
door Karl Marx neergelegd in "Das Kapital" [1],
uiterst aktueel.
4. Het arbeidsproces vindt plaats in dezelfde vormverandering als de
warenruil:
5. Samenvoegen en scheiden zijn de enige elementen die de menselijke geest bij
de analyse van het arbeidsproces kan waarnemen.
6. Aan de ene kant splitst men de arbeid M - A - M in oorzaak en gevolg.
Dit is de materiele zijde van het funktioneren, de kwaliteit M - M.
Deze analyse impliceert aan de andere kant een hoeveelheid abstrakte arbeid,
een tijdsduur tussen grondstof en produkt. Dit is de immateriele
zijde van het funktioneren, de kwantiteit - A -.
7. Wezenlijk voor de tijd is dat zij oorzaak en gevolg, in die volgorde, van
elkaar onderscheidt. Wezenlijk voor de causaliteit is dat grondstof en produkt
van elkaar gescheiden worden door een positieve tijdsduur, en dat is weer niets
anders dan de prijs die men moet betalen voor iedere vorm van arbeid.
8. Alle waar ofwel iedere waar-heid is opgebouwd uit twee tegengestelde polen:
gevolg aan de ene kant, oorzaak aan de andere kant. Behalve het werken is dus
ook de waar eenheid van grondstof en produkt.
Oorzaak en gevolg zijn met elkaar verbonden, tot de waar-heid als zodanig, op
de volgende wijze:
9. Er kunnen geen gevolgen bestaan die niet tegelijk weer oorzaak zijn van de
een of andere funktie, van welke aard deze verrichting ook moge zijn. Er is
geen enkel produkt dat niet op een of andere manier opnieuw grondstof is.
10. En er is geen enkele grondstof die niet op de een of andere manier produkt
is. Het is dus vruchteloos om te zoeken naar absolute "first principles" of de
uiteindelijke "elementaire deeltjes" waaruit alle materie opgebouwd zou zijn.
11. Arbeid is eenheid van grondstof en produkt, gescheiden door een positieve
hoeveelheid tijd. Maar iedere waarde is op zijn beurt vereniging van produkt
en grondstof. Het kan dus niet anders of arbeidsprocessen moeten uiteindelijk
in elkaar grijpen als een stelsel kringlopen. De eenvoudigste kringloop
is een funktie samen met zijn inverse.
12. Het ontstaan van de wiskundige verzamelingenleer vindt een duidelijke
maatschappelijke parallel in de "kolossale opeenhoping van waren" welke de
overgang naar het monopoliekapitalisme markeert.
13. Recapituleert men de klassieke definitie van het funktiebegrip, dan hoeft
het geen verwondering te wekken indien deze zeer onzorgvuldige, vooringenomen
wijze van abstraheren vroeg of laat aanleiding geeft tot grove theoretische
onvolkomenheden, met nare konsekwenties voor de praktijk.
14. Een voorbeeld van een funktionele techniek, die in de quantummechanika
zonder veel scrupules wordt toegepast, maar in de officiele wiskunde op
aanzienlijke gewetensbezwaren stuit, is de OperatorenRekening.
15. De hervorming van het internationale monetaire stelsel kan dan en slechts
dan effektief zijn indien men als waardestandaard een maatschappelijk gemiddeld
arbeidsuur accepteert (de "Uras" volgens [0]
of de "Lets" naar lokale aardse maatstaven).
(A.B)-1 = B-1.A-1
Ik werd op deze natuurwet attent gemaakt, omdat ik 's avonds nog wel eens wilde
proberen om eerst de fiets van het slot te halen.
1. Wat men overbevolking noemt is slechts het probleem van de inefficiente
ruimtelijke ordening en de ondoelmatige sociale organisatie. Onze planeet kan
huisvesting bieden aan minstens het tienvoudige van de huidige wereldbevolking
[0].
2. Het snelheidsrecord zwemmen ligt op ongeveer 8 km/uur. Wanneer ik zelf 20
baantjes trek in "het Keerpunt" (Barendrecht), dan doe ik daar ongeveer een
half uur over. Dat is dus een snelheid van 20 x 25 / 0.5 = 1 km/uur .
Waarbij moet worden opgemerkt dat ik geen beste zwemmer ben. Bovendien wordt
een zwemprestatie tegengewerkt door de natuurwet dat de wrijving van het water
evenredig is met de snelheid van de zwemmer in het kwadraat. Met
andere
woorden: iemand die vier keer zo sterk is presteert toch maar twee keer beter.
3. Dit resultaat generaliserend mogen we konkluderen: een mens is niet
tien keer beter dan een ander mens. Hieruit volgt weer dat
inkomensverschillen
van meer dan een faktor tien uitsluitend teruggevoerd kunnen worden op
onrechtvaardige
maatschappelijke verhoudingen. Wanneer in de toekomst het peil van
de algemene ontwikkeling van de bevolking stijgt, dan moet men zelfs rekening
houden met rechtvaardige inkomensverschillen van niet meer dan een faktor twee
of drie [0].
4. Ook in de politiek bestaat er slechts EEn waarheid, namelijk wat de manier
is om de mensenmaatschappij maximaal te doen overleven. Men zou deze waarheid
op daadwerkelijk wetenschappelijke wijze moeten vaststellen, in plaats van door
onderling gekrakeel het pleit te beslechten
[0].
5. Het overtreden van een (onbekend of onbemind) stel natuurwetten heeft netto
hetzelfde effect als wat in religieuze termen een "wrake Gods" wordt genoemd.
6. Het communisme is "achterhaald". Maar intussen is de door Marx voorspelde
"Verelendung", wereldwijd gezien, maar al te zeer bewaarheid. Onze kolen zijn
alleen maar zo "goedkoop" omdat in Colombia kinderen van acht jaar de mijnen
in worden gestuurd.
[0]
Stefan Denaerde, "Buitenaardse Beschaving", Ankh-Hermes Deventer, 1976,
ISBN 90 202 3254 1
[1]
Karl Marx,
"Het Kapitaal. Een kritische beschouwing over de economie. [2]
Pierre Teilhard de Chardin,
"Het Verschijnsel Mens", Aula, Het Spectrum
1971 (uit de handel). [3]
A. Tarski &
E. W. Beth,
"Inleiding tot de Logica (en tot de methodenleer
der deductieve wetenschappen)", [4]
Denis de Rougemont, "Denken met de Handen" (2e druk), Holland, Amsterdam,
1948. [5]
David Bohm, "Causaliteit en Waarschijnlijkheid in de moderne Fysica",
Aula, Het Spectrum, 1963. [6]
Alonzo Church, "Introduction to Mathematical Logic, Volume I", Princeton
University Press, 1956.
[7]
S.T.M Ackermans / J.H. van Lint, "Algebra en Analyse", Academic service,
Den Haag, 1976. ( Google books )
[8]
L.E.J. Brouwer, "Over de grondslagen der wiskunde", Mathematisch Centrum,
Amsterdam, 1981.
[9]
Alonzo Church, "The Calculi of Lambda-Conversion", Annals of Mathematics
Studies number 6, Princeton University Press, 1951.
[10]
Luc Steels, "Programmeren in LISP", Academic Service, den Haag, 1983.
[11]
Preston C. Hammer, "Advances in Mathematical Systems Theory",
Pennsylvania State University Press, University Park, 1969.
De arbeid
Bij het woord "funktie", letterlijk betekenend "verrichting" (: latijn), moet
men allereerst denken aan werken, aan wat een konkrete levende mens echt doet.
De meest elementaire menselijke funktie bestaat inderdaad uit het met zijn
lichaam bewerken van tastbaar materiaal. In de eerste plaats daadwerkelijk
handelen, dingen letterlijk onder handen nemen. Kortom: arbeid.
Het resultaat van het proces is, puur materieel beschouwd, de beweging M - M;
dat is meteen de grondslag van het klassieke wiskundige funktiebegrip.
Maar laat ons eerst het onverminkte arbeidsproces nader beschouwen.
De arbeid verbruikt zijn stoffelijke elementen (voorwerp en middel), verteert
hen en derhalve is het een konsumptieproces. Gedefinieerd door de wijze waarop
zij materiaal verandert en vervormt, kan er geen funktie bestaan zonder de
aanwezigheid van (ver)bruikbare grondstoffen. Een gloeilamp zal geen licht
kunnen geven zonder stroom te verbruiken.
Samenvoegen en scheiden zijn de enige elementen die de menselijke geest bij de
analyse van het arbeidsproces uiteindelijk kan waarnemen.
Causaliteit
Wanneer ook van "kunstmatige" verandering de bewegingsbron gezocht moet worden
binnen de veranderende materie zelf, dan moet men hieruit wel konkluderen dat
de grondstoffen die in een arbeidsproces worden opgenomen bovendien de enige
OORZAAK zijn van dit arbeidsproces. Inderdaad lijkt dit een juiste manier van
spreken: wat zou "oorzaak" in de letterlijke zin van het woord anders moeten
betekennen dan "oer-zaak" oftewel grond-stof. In de "Fysika" van Aristoteles
lezen wij dan ook "dat hetgene waaruit als een bestanddeel een ding ontstaat
een oorzaak wordt genoemd". Oorzaken zijn dus, materieel gezien, niets anders
dan de ene kant van het arbeidsproces: M -.
Maar hiermee is tevens verklaard waarom causaliteit voor heel veel theoretici
wel een schier onoverkomelijk vraagstuk zijn en blijven moet. Scheiding tussen
hoofd en handen draagt er nu eenmaal niet toe bij om oplossing te zoeken waar
hij te vinden is, namelijk in de werk-elijkheid van konkrete levende arbeid.
Immers, de arbeid adelt, maar de adel arbeidt niet.
Werkelijk waar
Ziet men nu van de gebruikswaarden der warenlichamen af, dan bezitten zij nog
maar EEn eigenschap, namelijk dat zij arbeidsprodukten zijn, voortbrengselen
van arbeid. Iedere waar moet werkelijk geproduceerd worden; elke waar-heid is
noodzakelijkerwijs produkt van (al dan niet geidealiseerde) werkzaamheden.
Dit is een maatschappelijk vaststaand feit. Het is ook het konstruktivistische
standpunt; het konstruktivisme is een belangrijke stroming binnen de wiskunde.
Maar dat al wat waar is produkt moet zijn van arbeid, zo'n beginsel vindt pas
volledige rechtvaardiging als het mede bevestigd, althans niet ontkend wordt,
door de huidige natuurwetenschap.
Historisme
Bij onze analyse van het funktioneren zijn wij expliciet uitgegaan van het
konkrete, materiele arbeidsproces. Onze abstraktie is van puur fysische aard;
ze is met de grootst mogelijke zorg gedestilleerd uit de werkelijke ervaring.
Het hoeft bepaald geen verwondering te wekken wanneer deze zeer onzorgvuldige,
vooringenomen wijze van abstraheren vroeg of laat aanleiding geeft tot grove
theoretische onvolkomenheden, met belabberde konsekwenties voor de praktijk.
Veel paradoxen van het formalistische systeem zijn eigenlijk niets anders dan
een idealistische weerspiegeling van de kijk die "zakenmensen" nu eenmaal op
natuur en maatschappij hebben, en missen daarom elk wetenschappelijk gewicht.
We zullen als illustratief voorbeeld straks behandelen het "probleem" van tijd
en geld.
Ekomomische Politiek
Bepaald niet toevallig bestaat er een sterke parallel tussen de analyse van het
funktiebegrip alhier, en de analyse van de warenruil in "Das Kapital". Het moet
inzichtelijk zijn dat de W in Marx' beroemde formule W - G - W overeen komt
met de M in onze formule voor het arbeidsproces: M - A - M.
In ons huidige maatschappelijke bestel funktioneert immers alle materie tevens
als handels-"waar". Maar dit impliceert aan de andere kant dat er eveneens een
parallel moet bestaan tussen G, dat is de kwantiteit van de warenruil,
en A, dat is de kwantiteit van het arbeidsproces. Geld moet dus overeenkomen
met duur(te), dat is hetzelfde als maatschappelijke arbeidstijd. We zeggen in
het Nederlands gewoon, openhartig, dat iets "duur" is. Het is niet anders dan
rationeel om uit te gaan van de arbeidstijd als grondslag van het geld.
Het eerste wat in onze maatschappij moet gebeuren is het onder ogen zien van
de werkelijkheid van de handelswaar. Met als konsekwentie voor de ekonomische
politiek een herwaardering van het geldwezen, in termen namelijk van gestolde
maatschappelijke arbeidstijd.
Het idee wordt geopperd dat een "maatschappelijk arbeidsuur" feitelijk ook de
enig mogelijke mogelijke rationele grondslag is voor een stabiele
munteenheid.
Ik schat dat in Nederland dit maatschappelijk arbeidsuur overeenkomt
met een bedrag van tussen de 50 en 100 gulden. Beter andersom natuurlijk:
de gulden komt overeen met ongeveer EEn minuut maatschappelijke arbeidstijd.
Dit is uiteraard een gedateerd gegeven: wij schrijven medio 1995.
Samenvatting
0. Alle maatschappelijke en natuurlijke processen zijn het werken van de
materie zelf. De elementaire vorm van dit werken wordt mathematisch tot
uitdrukking gebracht in het funktiebegrip.
Materie - Arbeid - Materie
A - M - A
Tussen twee arbeidsprocessen A - en - A bestaat - M - als waar.
Aantekeningen
0. Een eigenaardig voorbeeld van funkties samenstellen doet zich voor als je
een fiets hebt met een gewoon fietsslot, en daarbij een ketting met een apart
kettingslot, waarbij de sleuteltjes van fietsslot en kettingslot bovendien
aan EEn sleutelhanger vast zitten. Noemen we de fiets op slot zetten A
en de ketting op slot doen B, dan is de fiets van het slot halen A^(-1) en
de ketting van het slot halen B^(-1). Bij aankomst 's morgens op het station
zitten beide sleuteltjes in het fietsslot. Men doet eerst de fiets op slot A,
daarna de ketting door het wiel en op slot B. Bij aankomst 's avonds op het
station gaat het precies omgekeerd: eerst de ketting van het slot B^(-1) en
daarna de fiets van het slot. Omdat de uitvoer van A de invoer is van B,
en beide funkties inverteerbaar zijn, is namelijk de volgende wetmatigheid
van kracht:
Referenties
Deel I: Het Productieproces van het Kapitaal". W. de Haan - Bussum, 1972.
ISBN 90 228 35073
Nederlandse vertaling van "Das Kapital. Kritik der politischen Oekonomie.
Buch I: Der Produktionsprozess des Kapitals". Hoofdstukken 5 en 1.
Nederlandse vertaling van "Le Phenomene Humain",
(The Phenomenon of Man).
Noord-Hollandsche Uitgeversmaatschappij,
Amsterdam, 1953.
Nederlandse vertaling van "Introduction to logic and to
the methodology of deductive sciences".
Nederlandse vertaling van "Penser avec les mains".
Nederlandse vertaling van "Causality and Chance in Modern Physics".
(Centrale Bibliotheek van de TU Delft: plaatsnummer CBmg 19874052)